« Trafford Tanzi » van de Engelse auteur Claire Luckham vertelt via een serie ronden uit een catchwedstrijd, het leven van een vrouw, het emancipatieprobleem en de rollenpatronen waarmee zij geconfronteerd wordt. In de versie van het « Nieuw Ensemble Raamtheater » onder leiding van Walter Tillemans is het stuk « Pak ‘em Stanzi » virtuoos entertainment geworden. En dat is precies wat Tillemans met zijn groep beoogt: onderhoudend volkstheater, met volle zalen, want theater zonder publiek is geen theater.
Tillemans houdt niet van highbrow-experimenten, van veel gelul of veel theorie. Toch opteert hij, o.m. met deze productie, voor een theater dat iets van de maatschappij blootlegt, dat structuren en mechanismen onthult. Maar het blijft een spel. Het is de vraag of deze combinatie geslaagd is ? Mij lijkt dit spel te schematisch, worden de ideeën te zeer met de botte bijl ingehamerd, blijven alle personages te clichématig en oppervlakkig om iets los te weken.
Maar men wil hiermee minder het theaterpubliek bereiken dat hieraan wellicht geen echte boodschap heeft (en dat is dan meteen nog zo’n woord waar Tillemans van zal gruwen). Deze productie moet, dankzij zijn binding met de sport ook anderen over de drempel halen. Het zou een mooie utopie kunnen zijn, in elk geval komt er veel volk aandraven en zijn de media, ook de sportafdelingen niet karig met hun publiciteit.
En het dient gezegd, de catch die je te zien krijgt en die gedurende zes maanden onder leiding van worstel- en catch-kampioen Al Bastian werd ingestudeerd, zorgt voor heel wat spektakel. En ook het publiek loeit enthousiast mee zodat de sfeer van de echte catch-wedstrijd, waar het naar men zegt toch nog ruwer aan toegaat, sterk benaderd wordt.
Met al die virtuoze bewegingstechniek blijft er van het « klassieke » acteren uiteindelijk niet zoveel over. Enkel Katrien Devos houdt grandioos het hoofd boven water vooral dankzij subtiele stemnuancering. John Willaert wist de enge typering waarbinnen hij zijn scheidsrechter diende neer te zetten zeer amusant te maken. Roger Van Kerpel bleef te clichématig met een dronkemansblik ronddwalen en A’leen Cooreman wist enkel de uiterlijkheid gestalte te geven. Uitmuntend tenslotte de vertolking van Ann Nelissen als Stanzi met, naast natuurlijk de beweeglijkheid, haar mimiek als sterkste troef. De rol van Stanzi wordt afwisselend door haar en door Cooreman gespeeld, wegens de enorme fysische inspanning, zodat het af te wachten is wie je bij de voorstelling als Stanzi dan wel als Fluffy te zien krijgt.
Het macho-element, essentieel in dit stuk van rollenpatronen, wordt karikaturaal getypeerd door Eric Kerremans. Met flair, dat dient gezegd (en met een knipoog naar Luk De Koninck) maar een karikatuur van een type is nu niet bepaald iets om je mee te identificeren. Nochtans leek dat mij het enige middel om iets van de essentie over te brengen. Het lijkt me onmogelijk dat Tony Macho het idool van de toeschouwer kan worden. Het effect wanneer hij tenslotte op zijn bek valt, is vrijwel nihil. En de macho die in veel mannelijke toeschouwers huist (maar heus niet in allemaal, neemt dat van mij aan) komt ongeschonden uit deze voorstelling te voorschijn, en dat had ik liever anders gezien.
De liedjes zijn welkom als rustpauze, stellen muzikaal niet zoveel voor en worden variërend van aardig tot onbenullig geïnterpreteerd. De slotscène, die als een climax van het spel en van het ideeëngoed ten tonele dient gebracht, sleept daartoe wel iets te lang aan en bezorgt mij meteen een conclusie voor het geheel : mooi in beeld gebracht spektakel, gebaseerd op een uitstekend idee, maar dat in zijn uitvoering toch het spitsvondige mist om mij echt te raken.
Referentie
Johan de Belie, “Pak’em Stanzi”: virtuoos entertainment, De Rode Vaan nr.22 van 1984