Morgen zal het al 25 jaar geleden zijn dat de Nederlandse schrijver en plastisch kunstenaar Lucebert is overleden. Eén van zijn bekendste dichtregels (“Alles van waarde is weerloos”) hangt als een neonreclame boven café Trefpunt in Gent.

05

Bertus Aafjes beweerde dat DE VIJFTIGERS eigenlijk fascistoïde waren. Daar reageerde Lucebert (Lubertus Johannes Swaanswijk) furieus op (*). Had hij niet in 1949 in het Stedelijk Museum van Amsterdam een muilpeer uitgedeeld aan de Franstalig Brusselse schrijver Christian Dotremont, omdat hij – ter gelegenheid van de eerste tentoonstelling van de schildersgroep Cobra – de Russische cultuurpolitiek onder vuur nam? Lucebert argumenteerde zijn reactie “uit naam van de communistische partijdiscipline“. De naam Cobra (Copenhagen, Brussel, Amsterdam) was overigens een uitvinding van diezelfde Dotremont.
Op 1 maart 1951 draagt Lucebert in datzelfde museum het gedicht “Herfst” voor: hij giet het glas water dat voor de spreker is bestemd over z’n hoofd uit. Als hij ook nog de schunnigste lemma’s uit Van Dale begint voor te lezen, verlaat het publiek morrend de zaal. De “performance” is geboren.
Aan “Punch” ontleende Lucebert dan weer volgend citaat:
“What’s that thing looking over the hedge at us?
It’s a horse.
It seems to have a smile upon its face.
Yes. I wonder why.”

Het werd het geliefkoosde citaat van Stanne De Neve.
Het gedicht “Ik tracht op poëtische wijze” van Lucebert is duidelijk een manifestgedicht, een soort van beginselverklaring:
v.1-5 “ars poetica”: geen “onderwerpen” maar het leven zelf (“de ruimte van het volledig leven“)
v.6-27 zijn kritiek
a) op de menselijke situatie (“indien ik onbewust was, dan zou ik niet getroffen zijn door de situatie van de mens, maar ik ben bewust mens“)
b) op de maatschappij: de lelijke absurde wereld (“De weg van individu naar gemeenschap is vuil geworden, en dus ook mijn gedichten die momentopnamen daarvan zijn“)
c) op de “ivoren-toren-kunst”: zij troost de mensen niet meer maar geeft hen een gevoel van overbodigheid (cfr. broodkruimel), troost alleen nog de parasieten die op hun schoonheid teren
d) op de moraal: zowel kwaad als goed, beweegt ons
v.28-32 zijn taak: de schoonheid zoeken in de taal en aldus de oorspronkelijke eenheid van mens en natuur te herstellen.
Principes:
1) een nieuwe instelling: het volledige leven
2) een nieuwe inhoud: b.v. het onderbewustzijn, de hallucinatie, de absurde wereld, de voortplanting, vegetatie, verval (het materiaal: de taal)
3) een nieuwe vormgeving: het beeld wordt autonoom (vroeger verklarend of versierend)
Experimentele literatuur en krankzinnigheid staan soms in nauw verband tot elkaar. Zeker bij Gerrit Achterberg, die na doodslag op zijn ‘hospita’ in de psychiatrie verzeilde, en bij Jan Arends (1925-1974), vooral bekend van “Vrijgezel op kamers” (1953) en “Keefman” (1972). Ook Arends bracht zeven jaren door in psychiatrische klinieken om zich er te laten behandelen voor zijn alcoholverslaving en voor zijn onrustige geest, die zich vaak openbaarde in querulanten-gedrag. Arends stapte ook (letterlijk) uit het leven.
Andere grote namen uit deze beweging waren Gerrit Kouwenaar, Simon Vinkenoog met de bloemlezing “Atonaal” uit 1951 (**), Hugo Claus, Bert Schierbeek, Rudy Kousbroek (de echtgenoot van Ethel Portnoy), Hans Faverey en Remco Campert.

Ronny De Schepper

(*) Misschien omdat het wààr was? Alleszins zijn er later een aantal brieven boven water gekomen die Lucebert in een ongunstig daglicht plaatsten. In 2018 vond Lucebert-biograaf Wim Hazeu namelijk een stapel brieven aan jeugdvriendin Tiny Koppijn die de dichter in een nazi-sympathiserend licht zette. Maar moeten die brieven niet heel anders gelezen worden? vraagt Graa Boomsma, Schierbeek-biograaf, zich af in De Groene Amsterdammer van 31 maart 2021.

(**) Ik geloof dat het in deze bundel was dat er een gedicht voorkwam, waarin de dichter een zwart geverfde plank als spiegel gebruikt. Gezien mijn interesse in spiegelsymboliek (en mijn jeugdige en dus dweperige leeftijd) werd dit gedurende lange tijd mijn “lievelingsgedicht”, maar uiteindelijk geraakte ik het toch kwijt natuurlijk, zoals dat meestal gaat. Toen Simon Vinkenoog echter eens gedichten kwam voorlezen in het Gentse stadhuis, sprak ik hem erover aan, maar hij herinnerde het zich geen eens!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.