Morgen zal het al vijf jaar geleden zijn dat in Mexico-Stad de Colombiaanse auteur Gabriel García Márquez is overleden. Hij werd 87. Zijn gezondheid was de laatste jaren sterk achteruit gegaan. Toen hij in 1982 de Nobelprijs voor Literatuur kreeg, heb ik voor De Rode Vaan een kort stukje geschreven. Maar eerst Johan de Belie over zijn debuut…
Garcia Marquez debuteerde met een reeks verhalen. Reeds in 1947 verscheen een eerste verzameling. Opvallend is dat deze teksten zeer sterk variëren in stijl. Wat blijkt uit de collectie van negen die vertaald werd uitgegeven onder de titel ‘De uitvaart van Mama Grande’ (Meulenhoff, 1976), naar het origineel van 1967, aangevuld met een extraatje waarmee de bundel opent ‘Isabel en de regen in Macondo’. Aan dit verhaal, hoewel het pas veel later afgewerkt werd, begon hij in 1946 te schrijven en het was wellicht de eerste keer dat het dorp Macondo in zijn literatuur opdook. Macondo, het stadje dat tot een mythe zou uitgroeien in zijn oeuvre en in Colombia. Isabel woont met haar echtgenoot bij haar schoonfamilie. Zij is zwanger. Het dorp, Macondo, heeft enkele maanden geleden onder extreme hitte en droogte. Dan is er plots de verlossende regen… Een dag, twee, drie dagen. Het blijft regenen. Het wordt een heuse zondvloed. Langzaam dringt het water de woning binnen. Overspoelt de akkers. De brug wordt weggeslagen, wegen worden weggespoeld, dieren komen om. Tot… ontwaakt Isabel? Was dit een nachtmerrie? Of beleven we een sprong in de tijd en bevinden we ons met haar weer waar we de eerste druppels hoorden vallen? De apocalyps of een heel kwade droom… Een surrealistisch verhaal.
Ook ‘Een dinsdagsiësta’ is gelocaliseerd in Macondo, waar – na een treinreis – een oudere vrouw en een jong meisje arriveren. Het dorp lijkt uitgestorven, het uur van de middagrust. Ze gaan bij de pastoor de sleutel van het kerkhof halen om het graf te bezoeken van de zoon van de vrouw (de vader van het meisje?) die recent werd neergeschoten toen hij aan het inbreken was. Een vreemde zaak want had zijn moeder hem niet ingeprent “nooit te stelen wat een ander nodig had om te eten”. Wanneer beide tenslotte, nadat we een ontroerend liefdevol portret van de dode lazen, zich naar het kerkhof begeven, blijken de bewoners ingelicht door de huishoudster/zuster van de priester. De kinderen zijn op straat, mensen zitten op de patio’s en hangen uit de ramen om het tweetal met hun tuiltje bloemen naar het graf te zien stappen. Meedogenloosheid, nieuwsgierigheid, sensatielust… een genadeloze bevooroordeelde gemeenschap. Onvoorwaardelijke liefde en vertrouwen. De botsing stemt tot nadenken en is mooi geconcludeerd in de slotscène waar hen een parasol tegen de hitte wordt aangeboden door de zuster van de pastoor. ‘Zomaar een dag’ is een onverbloemde aanklacht. De tandarts Aurelio Escovar wordt verzocht een pijnlijke kies te trekken bij de burgemeester wat hij eerst weigert maar tenslotte, onder druk gezet, toch doet. Zonder verdoving (!) met als reden dat er een abces zou zijn. Hij verwijdert de tand terwijl hij mompelt “Hiermee boet je voor twintig doden, luitenant!”. We kunnen ons achter deze woorden een ganse tragedie voorstellen. Meteen koppelt Marquez er nog de gangbare corruptie aan: de rekening, waar mag die heen, naar de burgemeester privé of naar de gemeente? Om het even is het antwoord, toch één pot nat…
Tragi-komisch, ‘In ons dorp zijn geen dieven’: verwijzend naar de matrimoniale gemeenschap is de hoofdpersoon hier de werkloze Damaso, onderhouden zoals veel mannen door zijn echtgenote. Hij besluit, om zelf iets te verdienen, in te breken in het enige dranklokaal van het dorp waar het biljart het centrale amusement is. Helaas is er niks waardevols te vinden en neemt hij tenslotte gefrustreerd de drie biljartballen mee, een nutteloze buit. Het dorp in rep roer. Nooit eerder werd er gestolen! En: de enige echte bezigheid van de mannelijke populatie is onmogelijk want nieuwe biljartballen aanschaffen blijkt een te grote investering. Een dader wordt gezocht, en gevonden: een neger; die zonder enig bewijs aangehouden en veroordeeld wordt. Wat had de uitbater van het café verkondigd: dat er behalve de biljartballen 200 peso ontvreemd was. Een leugen zo weet Damaso, maar alleen hij. Het eindigt – na gewetenswroeging en geruzie met zijn echtgenote – dat de onfortuinlijke besluit opnieuw in te breken. Nu om de ballen terug te bezorgen. Helaas, hij wordt betrapt, bekent de diefstal. En draait op voor het ontvreemden van de onbestaande 200 peso… Dit verhaal uit 1962 werd drie jaar later verfilmd door Alberto Isaac onder de originele titel ‘En este pueblo no hay ladrones’. ‘De wonderlijke middag van Baltazar’ is een ontroerend verhaal over een man die vogelkooien maakt en zich een week lang beijverde om het mooiste exemplaar in zijn carrière te vervaardigen in opdracht van een twaalfjarige jongen: een kooi als een paleis. Wanneer hij het uitzonderlijke exemplaar gaat afleveren weigert de vader te betalen: een contract met een minderjarige! Baltazar besluit de kooi aan de jongen te schenken. Hij wordt voor deze nobele daad door de ganse gemeenschap geëerd, gevierd. In het café. Waar hij, euforisch, voortdurend trakteert en zelf dronken wordt. Tot hij tenslotte – laveloos en blut – op de straatstenen in slaap valt. Waar iemand zijn schoenen steelt… Ondank is ’s werelds loon.
Politieke corruptie is aan de orde in ‘De weduwe Montiel’, en Marquez verbindt er hier de gevolgen aan zoals die kunnen zijn maar allicht is het veeleer een wensdroom. Montiel was vermogend geworden dankzij de dictatuur. Hij had de door het gezag geïnstalleerde burgemeester geholpen het dorp te ‘zuiveren’. De armen werden gedood, de rijken werden verbannen en hun eigendommen aangeslagen zodat hij deze voor een schijntje kon opkopen. Zo heerste hij als een tiran over de gemeenschap, over het dorp waar bijna alles zijn bezitting is. Nu hij gestorven is wreekt men zich. De mensen kopen niet meer bij de weduwe, de velden worden niet meer bewerkt. Haar kinderen, de ene consul, de meisjes vrolijk levend in Parijs, weigeren nog naar het hatelijke dorp terug te keren. Eenzaam en berooid blijft de weduwe Montiel achter op de puinhoop van het politiek gekonkel. Een apocalyptisch verhaal: ‘Een dag na zaterdag’. Met twee hoofdpersonen, een oude, verzuurde vrouw, en de pastoor. Deze laatste beweert reeds driemaal de duivel gezien te hebben, en hij heeft jarenlang een dagelijks ritueel: hij gaat naar het station om de trein te zien – mijmerend over zijn jeugd, o.m. een herinnering aan de liefde voor de rector van het seminarie. De actie: onverklaarbaar vallen voortdurend de vogels overal dood uit de lucht. Een boodschap? Het einde van de wereld. Dan, die ene cruciale dag ‘na zaterdag’, bemerkt de pastoor een jongeman uit de trein stappen, een unicum want niemand bezoekt ooit het dorp. Die nacht zal hij – op weg om een stervende te begeleiden – de Wandelende Jood zien. Is dit de jonge bezoeker die, zo leerden we inmiddels, toevallig hier gestrand is, terwijl hij met een missie voor zijn oma op pad is en logies vond in het hotel? Tenslotte blijkt alles met elkaar verbonden. Een doem. Een tekst die uiteraard sterk aan Borges laat denken. ‘Kunstrozen’ is dan weer een ontroerend psychologisch verhaal over een blinde grootmoeder die voelt/ziet wat de ware oorzaak is van de kwaadheid of veeleer triestheid van haar kleindochter. Subtiel en suggestief, indringend.
En dan is er ‘De uitvaart van Mama Grande’, het verhaal geschreven in 1962 dat Marquez bekendheid zou bezorgen. ‘Uitvaart’ als vertaling, niet ‘begrafenis’, terecht want enige plechtstatigheid en bombast was wel aan de orde toen Maria del Rosario Castaneda y Montero ten grave werd gedragen, zij die na de dood van haar vader de touwtjes in handen nam in Macondo en de naam Mama Grande verwierf. Zij zou voor sociale rust en politieke eenheid zorgen; getuigden daarvan o.m. de drie koffers vol vervalste stembriefjes die men na haar dood in haar woning aantrof! De toon is gezet. Een groteske waar Marquez de vloer aanveegt met zowat alles dat hem voor de voeten komt. Macondo, wat een gemeenschap, waar de neven met de nichten huwen, broers met de schoonzusters, waar het ganse dorp bevolkt is met bastaarden die gebruikt worden als personeel of slaven. Helaas ook een monument als Mama Grande is sterfelijk, 92 jaren heeft zij het uitgezongen maar zij is stervende. De pastoor die nooit zijn woning verlaat zal zich nu toch naar haar begeven… enfin hij moet door tien mannen moeizaam de trap opgezeuld worden om het bed van de grande dame te bereiken, aan wiens zijde hij haar laatste weken zal doorbrengen, hem verplaatsen is te moeilijk. Ook de notaris, een karikatuur, wordt ontboden. Het voorlezen van de lijst van de bezittingen van Mama zal drie uren in beslag nemen. Dan volgt nog de erfenis van ‘geestelijke goederen’, een staaltje van opperste schijnheiligheid uiteraard. De dokter mag niet ontbreken, een man die net als de pastoor zijn huis nooit verlaat en zijn diagnoses baseert op informatie hem verschaft door loopjongens. Hij is trouwens ‘een tegenstander van vooruitgang in zijn tak van de wetenschap’… Ach Mama Grande, wat zal zij gemist worden. Haar verjaardag was telkens aanleiding tot een drie dagen durend volksfeest voor de ganse omgeving. Tenslotte komt onvermijdelijk het einde, Mama Grande, de trots van Macondo, de tiran van Macondo die de gemeenschap onder de knoet hield, iedereen uitbuitte, een dwingeland was, zich verrijkte op kosten van haar honderden pachters – deze genadeloze dictator sterft. De wereldpers meldt haar overlijden. De begrafenis zal een groot evenement worden. De paus, een fervent aanhanger van deze dame en haar ideeën, mag niet ontbreken en spoedt zich met groot gevolg richting het dorp. Ook de regering van het land zal zich moeten tonen. Er worden negen dagen van nationale rouw afgekondigd, er zal een minuut stilte gehouden worden. De winkels in de hoofdstad sluiten een dag. De president… dat blijkt een probleem. Hij mag volgens het protocol de uitvaart niet bijwonen. Er moet hem een bijzondere bevoegdheid toegekend worden om het toe te laten, en de politieke molens malen langzaam… Het duurt enkele maanden eer die zaak geregeld is en tenslotte het staatshoofd zijn opwachting kan maken bij de lijkbaar. Uitstel is geen afstel: wat een feest is deze begrafenis. Duizenden volgen de stoet, het lijkt kermis. Al komen niet allen met een zuivere bedoeling nu de president bereikbaar is: de oorlogsveteranen bijvoorbeeld claimen hun pensioen waar ze al zestig jaren op wachten. Mama Grande begraven, een grote dame is heengegaan. Macondo herademt. Een nieuw tijdperk lijkt aangebroken, ze zijn onder een juk vandaan. Wat een satire, op welke magistrale wijze drijft Marquez hier de spot met alle heilige en minder heilige huisjes, en hoe herkenbaar moet dat alles niet geweest zijn voor zijn lezers. Grotesk, grappig, én natuurlijk bitter!
Uit deze verzameling blijkt de veelzijdigheid van Gabriel Garcia Marquez. Hij speelt met zowat alle genres. Realistisch, poëtisch, satirisch… telkens betrokken bij de mens, strijdbaar en met een scherpe blik.
NUEVO NOVELA
Naar verluidt is de toekenning van de Nobelprijs voor Literatuur 1982 aan Gabriel Garcia Márquez een verrassing te noemen. Dat kan dan toch enkel slaan op Márquez’ relatief jonge leeftijd (54 jaar, een peuter tussen de nobele grijsaards) en zijn relatief geringe productiviteit (tien boeken, maar meestal wel kanjers waaraan hij jaren heeft gewerkt).
Staat daar immers niet tegenover dat het bijna voor de hand lag dat het een schrijver uit Latijns-Amerika zou worden ? In een voorbeschouwing (in het TV-programma « Terloops ») hadden onze Vlaamse schrijvers er nog op gewezen dat zij hoegenaamd niet in aanmerking kwamen, zolang er hier geen revolutie losbrak of iets dergelijks. Dat Márquez dan de voorkeur kreeg op de Argentijn Jorge Luis Borges mogen we misschien wel politiek interpreteren, maar daar zijn we dan toch niet rouwig om.
Nochtans zijn er ook literaire redenen om het in Latijns-Amerika te gaan zoeken. Op het oude continent zit de « nouveau roman » immers in een doodlopend straatje, terwijl men zich in de Verenigde Staten vol overtuiging op de « documentary novel » heeft geworpen. De échte impuls voor de romankunst kwam dan ook vanuit de Spaanssprekende delen van de Nieuwe Wereld, waar men van in de jaren zestig kan spreken van de « nueva novela » (nieuwe roman), met naast Márquez vertegenwoordigers als Vargas Llosa uit Peru, Cortázar uit Argentinië en Fuentes uit Mexico.
Alhoewel Márquez als journalist debuteerde (in 1946) heeft hij, zomin als zijn collega’s van de nueva novela, iets gemeen met de « documentalisten » van Noord-Amerika. Integendeel, Márquez is precies tot het schrijven van fictie gekomen (in 1955 met de vrij onopgemerkte roman « Afval en dorre bladeren ») om zich af te zetten tegen de « vergankelijkheid » van journalistiek proza.
Het is de typische paradoks : in zijn journalistiek trok hij veel explicieter van leer tegen bestaande wantoestanden, maar het effect is tegelijk ook minder duurzaam en god weet dat men in Latijns-Amerika duurzaam protest kan gebruiken !
« FASCINERENDE LECTUUR »
Over wat nu precies het literaire belang van Márquez betreft, hadden we een kort telefoongesprek met Prof. Bolckmans, die moderne literatuur doceert aan de Gentse Rijksuniversiteit…
« De boeken van Márquez zijn enorm fascinerende lectuur, omdat daardoor een andere wereld voor ons opengaat. Wij voelen die wereld aan als iets surrealistisch en vaak zien we er symbolische aanknopingspunten in. Als je d’r echter over nadenkt, heb ik de indruk dat we eigenlijk een beetje misleid worden door de exotische atmosfeer. Ik vraag me af of er niet méér realisme inzit dan we op het eerste gezicht zouden vermoeden. Dat kan men natuurlijk alleen maar beoordelen wanneer men de situatie ter plaatse kent.
» Verder heb ik vooral uit “De herfst van de patriarch” onthouden dat zijn literaire techniek niet gemakkelijk overkomt, verwarrend aandoet. En als je dit bij dat zogenaamde surrealisme voegt, dan krijg je wel heel rare combinaties die voor een deel ook afschrikwekkend op het publiek kunnen inwerken.
» Maar tenslotte zou ik ook even iets willen zeggen in verband met de politiek van de Nobelprijsuitdelers. Er wordt daar altijd ontkend dat men een dosering aanbrengt. Déze Nobelprijs is echter toch wel een merkwaardig geval. Het betreft een zeer jonge man in Nobeltermen gezien, zijn oeuvre is heel zeker niet afgesloten, en dan vraag ik me toch af of er bij de toekenning geen doseringselement heeft meegespeeld, enerzijds naar het werelddeel en de taal toe, maar ook naar de politieke instelling en zo meer. Die refleks maakte ik vooral toen ik in een interview iemand hoorde zeggen dat hij Márquez nu niet bepaald de meest voor de hand liggende winnaar vond. Zelfs niet binnen Latijns-Amerika. »
DE KAMPIOEN VAN COLOMBIA
Het is opmerkelijk hoezeer ik mezelf op de vlakte hou wat de appreciatie van het werk van Marquez betreft. En dat had een goede reden: in die tijd had ik nog geen enkel boek van hem gelezen. Ondertussen heb ik, “zoals iedereen”, Honderd jaar eenzaamheid, Kroniek van een aangekondigde dood en De uitvaart van Mamà Grande gelezen, maar ook – en daar ben ik bijzonder fier op want er zullen er niet veel zijn in Vlaanderen die het me hebben nagedaan – De kampioen van Colombia, een boek over de (op het moment van Marquez’ dood nog levende) wielrenner Ramon Hoyos Vallejo die van 1953 tot en met 1956 en dan nog eens opnieuw in 1958 de Ronde van Colombia op zijn naam heeft geschreven.
In april 2019 heb ik “Ontvoeringsbericht” gelezen uit 1996. Het is een boek dat tussen de twee genres staat: het wordt gepresenteerd als een roman, maar eigenlijk is het een reportage over de talrijke executies en ontvoeringen door het drugskartel van Pablo Escobar destijds. Marquez vond het blijkbaar zijn verdomde plicht om in deze belangrijke materie een standpunt in te nemen. Ik lees het dan ook meer voor zijn documentaire waarde, want het is in niets te vergelijken met het echte literaire werk van Marquez…
Johan de Belie & Ronny De Schepper
Referenties
Veerle Beel, Gabriel Garcia Marquez achterna, Het Nieuwsblad 31 oktober 1989
Ronny De Schepper, De ultieme frustratie van de journalist, De Rode Vaan nr.44 van 1982
Ronny De Schepper, Koffie, coureurs en coke in Colombia, De Rode Vaan nr.27 van 1988
Pierre Maury, Douze nouvelles du déracinement, Le Soir 7 april 1993
Guy Posson, Garcia Marquez in zijn labyrint, Standaard der Letteren 27 mei 1989
Guy Posson, Liefde en bezetenheid, zoals gewoonlijk, Standaard der Letteren 21 mei 1994
Barber van de Pol, De eenzaamheid van Gabriel Garcià Màrquez, Snoecks 84
Hildegard Vermeiren, Bolivar: kroniek van een agonie, Standaard der Letteren 27 mei 1989
Mark Vlaeminck, Le Marquez nouveau: pure epiek, De Standaard 27 augustus 1994
Cees Zoon, De laatste zeven maanden van een afgetakelde held, De Morgen 14 april 1989