Men herinnert zich nog wel dat ik in 1968 “per ongeluk” reeds “Antigone” van Sofokles had besproken, maar op 15 april 1969 moesten we dan toch “echt” een ander stuk van de Griekse toneelauteur bespreken, namelijk “Oedipus Koning”. En deze keer kreeg ik dus wél een quotering. Zeven en een half op tien, wat zeker niet slecht was, als je rekent dat het dus mijn eeuwige vijand “den Danny” (Daniël De Smet) was die mij moest quoteren. Bovendien verkoop ik hier eigenlijk alleen maar gebakken lucht. Maar misschien is het dàt juist wat men ons op het college wilde aanleren?

De snelheid waarmee men tot een appreciatie van “Oedipus Koning” van Sofokles komt, is ten zeerste afhankelijk van de levenshouding van de lezer zelf. Indien deze namelijk neerslachtig en teneergedrukt door het leven loopt, kost het hem helemaal geen moeite zich in de pessimistische wereld van dit Griekse drama in te leven en tot een volle waarde-beleving te komen. Wie zich echter wil optrekken aan de (weinige) optimistische kanten die het leven heeft, zal huiverig staan tegenover dit werk en slechts vanop afstand een waarde-oordeel vormen. Daar ik bij deze tweede groep behoor, moet ik eerst en vooral een antwoord formuleren op de vraag: “Is de lectuur van ‘Oedipus Koning’ misschien neerhalend?” (“Neerhalend” natuurlijk in de betekenis van “depressief”.)
Indien het antwoord op deze vraag positief zou zijn, zou het geweldig moeilijk worden (zelfs voor iemand die totaal “pro” zou zijn) om tot een appreciatie te komen. U begrijpt dus meteen dat het antwoord negatief is. Nochtans moet men dit dan kunnen staven aan de hand van de tekst. Eerst en vooral moet men er in dit kader op wijzen dat de tragische ontknoping “slechts” het voltrekken is van een “rechtvaardige” straf (tenminste indien men zich in die vóór-christelijke tijd inleeft). Wanneer nu het fatalisme er enkel in bestaat dat men een “rechtvaardige” sanctie niet kan ontlopen, is dat geen fatalisme meer, maar gewoonweg een aspect van het feit dat men nu of in het hiernamaals rekenschap zal moeten afleggen over zijn daden.
Trouwens ook voor ons kan de figuur van Oedipus niet volledig sympathiek blijven, wanneer wij onze aandacht meer gaan toespitsen op de mood op Laïus. Hij kon inderdaad niet weten dat het zijn vader was maar, het bleef dan toch nog altijd een mens, die hij van het leven beroofde.
Verder blijft het neerhalend aspect van het drama steeds met beide voeten op de aarde, met andere woorden vertolkte Sofokles toen reeds een filosofie, die ook nu weer aan de orde van de dag is, namelijk een pessimistische kijk op het leven als voorbijgaan feit, maar het verwijzen naar hogere waarden, die zich dan projecteren in een hiernamaals, dat al dan niet strookt met de christelijke opvatting. Wanneer men dus het antwoord overloopt, komt men in feite tot een conclusie die totaal het tegenovergestelde is van de vraag, namelijk: “Oedipus Koning” is een stuk dat de lezers of de toeschouwers eerder zou optrekken naar een hoger ideaal dan hen neerhalen in het aardse slijk. (“Vreemde poging om eens vanuit een andere hoek te kijken,” noteert den Danny in de marge; hij is dus blijkbaar nog niet in slaap gevallen en dat siert hem toch, moet ik toegeven.)
Wat de verdere appreciatie betreft kan ik kort zijn omdat deze overeenstemt met wat overal in elke bespreking voorkomt, namelijk de voortreffelijke karaktertekening, de vinnige dialogen, die door allerlei goed aangewende stijlmiddelen nog op een hoger literair niveau worden gebracht, enz.
Speciaal wil ik echter een woordje zeggen over de koorlyriek. Men beweert dat deze niet van het drama te scheiden is. Akkoord, hij is functioneel, maar toch moet men er rekening mee houden (en dat vind ik juist zo knap) dat men hierin iemand anders aan het woord krijgt dan in het drama. Hier is het niet de dramaturg, maar de dichter die zich uit. (“Verdienstelijk idee,” noteert den Danny. Zelf vind ik dat het tussenzinnetje “en dat vind ik juist zo knap” klinkt alsof het wordt uitgesproken door Jo met de banjo in die verkoopspraatjes op VTM. Of beter nog: op de parodie die Marc Uytterhoeven daarvan heeft gemaakt in “Alles kan beter”.)
Wanneer iemand die splitsing van persoonlijkheid zo gecoördineerd en zo gesublimeerd aankan als Sofokles, dan vindt men er werkelijk geen woorden meer voor. (En aangezien ik er dus “geen woorden meer voor vind” is dit meteen ook het abrupte einde van mijn bespreking. Ik merk dat ik in die tijd wel meer dat probleem had. Gelukkig zou ik later, o.a. in de rubriek “aan het lijntje” in De Rode Vaan, moeten leren wat snediger uit de hoek te komen.)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.