Vandaag wordt Werner Stoffelen, beter gekend als Stoy Stoffelen, 65 jaar. Ik (en zowat iedereen van mijn leeftijd, denk ik) ken hem het best als drummer bij de Centimeters van Raymond Van het Groenewoud. In die tijd heb ik hem ook eens geïnterviewd voor de “Sloebergazet”, het blad van de Pionierkes, en is daarom vooral op zijn jeugd gericht…
Ben jij bij een jeugdbeweging geweest?
Stoy: Ja, bij de VVKS, net als Mich (Verbelen), maar hij in Brussel en ik in Leuven.
Was het bij jullie meer “para-militair”?
Stoy: Ja, al heb je dat als knaap niet door natuurlijk. Maar inderdaad, wij hadden patrouilles en patrouilleleiders en wij klauterden over commandobruggen (dat is op je buik over een touw kruipen dat van één plaats naar een andere gespannen is). Ik vond dat wel plezant.
Ben je later dan ook paracommando geworden?
Stoy: Neen, ik ben niet in het leger geweest. Geen enkele Centimeter trouwens.
Was het een gemengde jeugdbeweging?
Stoy: Neen, alleen later bij de JIN, dat is een voorbereiding op het leiderschap. Maar toen was ik al 18 jaar en dan speelde ik al drums, waardoor ik trouwens gestopt ben met de jeugdbeweging.
Kon je dat daarmee niet verenigen? Kon je niet optreden met een scoutsgroepje of zo?
Stoy: Dat is alleszins niet gebeurd. Ik ben gedebuteerd in een jeugdmis met een pianist, een gitarist en een zangkoor, je weet wel, zo een soort van religieuze kampvuurliederen. Ik ben trouwens nog misdienaar geweest.
Een vroege roeping?
Stoy: Helemaal niet, maar ik was katholiek opgevoed en we woonden in de nabijheid van een klooster. Toen men mij dat dan vroeg, was het eigenlijk de gewoonste zaak van de wereld.
Vond je het prettig?
Stoy: Wel, ik was toen zo’n jaar of tien en ieder was vriendelijk tegen mij. Bij dat klooster was ook een bejaardentehuis en ik kreeg dan af en toe eens iets van die oudjes. Dat was wel tof, maar na een paar jaar hing die nonnenmentaliteit toch mijn voeten uit. Ik ben er toen mee opgehouden na een incident. Je moet weten dat er naast dat klooster een grote parking was waarop wij altijd gingen spelen. Maar op een bepaalde dag mocht dat plotseling niet meer, dan stond daar een bord met erop “privaat eigendom.” Toen werd ik zeer kwaad en ik heb dat bord kapot geslagen, daar kwam natuurlijk herrie van.
Jij staat bekend als automaniak, manifesteerde zich dat ook reeds in je jeugd?
Stoy: Ja, in die zin dat we zelf zeepkisten in elkaar knutselden, waarmee we dan de straat naast dat klooster naar beneden gierden, want dat was een steile afdaling.
Heb je nog een prettige anekdote uit die tijd?
Stoy: Wel, we waren eens op kamp in de Ardennen. Ik was patrouilleleider. Nu stond daar in een boom een leeg olievat van 200 liter. Ik weet ook niet hoe het daar geraakt was, hoor. Het leek me wel een leuk idee om in die boom te klauteren en op dat vat te gaan trommelen, maar terwijl ik zo rustig bezig was, zaagden mijn makkers de onderste takken van die boom zodat ik pas na heel wat problemen weer op de begane grond geraakte.
Je hebt ook de naam een playboy te zijn. Toen ook reeds?
Stoy: Integendeel, ik was vroeger zeer verlegen. Mijn eerste lief, toen was ik al zestien jaar en ik heb haar zelfs nooit gekust, alleen maar meegereden met haar naar school. Maar ik was wel “wreed zot” van haar.
Het mag natuurlijk duidelijk zijn dat dit een interview was specifiek voor een blad van een jeugdbeweging (de communistische Pionierkes) en het waren dan ook ongeveer dezelfde vragen als die welke ik aan Jean Blaute en de andere Centimeters heb gesteld. Pedagogisch ingesteld als altijd legde ik aan die Pionierkes dan ook uit: “Ze noemen hem Stoy omdat dit met dezelfde letters begint als Stoffelen en dat klinkt dan goed. Men noemt dit alliteratie of stafrijm.”
Stoy woonde toen in Kessel-Lo en vertelde me nog dat hij begonnen was bij Freakadel. Zijn favoriete artiesten waren Robert Palmer (ondertussen overleden) en de legendarische studiodrummer Steve Gadd.
Na het opdoeken van de Centimeters kon Stoy hier en daar toch nog wat drumwerk afleveren, zoals bij der Polizei, bij Kadril en bij Ben Crabbé en diens Floorshow. Crabbé is natuurlijk zélf een drummer, maar met die Floorshow (waarvan ik nooit een optreden heb gezien, moet ik bekennen) trad hij wellicht op de voorgrond als zanger. We kennen Stoy echter vooral door zijn optredens op televisie, in Voxpop b.v. of bij de Notenclub?
Niet lang na dat interview kwam ik even met Stoy (“ge ziege’t, hé, hij kan zelfs spreken,” zoals Raymond op de live-elpee “Kamiel in België” zegt) in aanvaring, omdat ik hem in De Rode Vaan had voorgesteld als iemand die “in het wereldkampioenschap houthakken zeker hoge ogen zou gooien”. Dat kwam omdat ik hem kort daarvóór tijdens een optreden zijn drumsticks (of toch althans één ervan) in stukken had zien slaan.
Het was grappig bedoeld, maar Stoy vond dat dit een eenzijdig beeld gaf van zijn drumstijl. Daarom (en ook omdat het wààr was) schreef ik daarna dat de elpee “Ethisch Reveil” voor een deel zijn verdienste mocht worden genoemd. Voor het subtiele “Brussels by night” krijgt hij van Raymond zelfs een vermelding als medecomponist. Maar ook in andere nummers (“Markies de Sade” b.v.) speelt Stoy een hoofdrol. Stoy was zo content en fier dat hij prompt een abonnement op De Rode Vaan nam!
Ronny De Schepper
“Ge ziege’t, hé, hij kan zelfs spreken”, zo sprak Raymond pakweg 1979 over Stoy. Ik zou zelfs meer zeggen: Stoy kon toen spreken, Raymond even niet.
Want wat was het geval? In die tijd had Raymond zijn bekomst van zijn tamelijk plotseling opgekomen beroemdheid. Knorrigheid, en twijfels, en vooral veel dorst. Maar ja, daar hebben de fans geen boodschap aan, hè? Zeker geen vijftienjarige hormoonbevangen fan, zoals ik toen was. En Raymond plus zijn Centimeters kwamen spelen op mijn school, helemaal in Lisse, tussen Leiden en Den Haag. Op een warme vrijdagavond.
Tot overmaat van ramp zat ik in de schoolkrant (zo noemden wij Hollanders dat, ‘in de schoolkrant zitten’, dat wil zeggen dat je elke maand een paar onnozele stukjes bladvulling levert bij de stencilmachien in de hoop het dan beter te doen bij de madskes). En wie in de schoolkrant zat, moest natuurlijk de beroemde buitenlandse (nu ja, Vlaamse) sterren van onze warme vrijdagavonden intervieuwen, nee interviewen.
Maar Raymond bedankte. Een achteraf best begrijpelijk gebrek aan goesting in hormonaal aangedreven vijftienjarige Lissertjes te woord te staan, na afloop van een alleszins geslaagd optreden.
Bijna droop ik af. Mijn gezicht moet sterk op dat van een oorwurm hebben geleken, en Stoy moet een gevoel hebben gehad voor de misère van op oorwurmen gelijkende pubers, want hij bood vriendelijk aan: “zal ik dat interview anders doen?” En zo geschiedde. In het muzieklokaal van de Lissese school. Prachtig interview, we mochten alles vragen, de drummer beantwoordde alles vriendelijk en nauwgezet. Gezeten op een schoolbankje kon De Stoy zelfs spreken. Terwijl dat Raymond even niet lukte.
Sindsdien ben ik fan van allebei.
LikeGeliked door 1 persoon