Het is al vijf jaar geleden dat Mitch Leigh, de componist van “De man van La Mancha” (dat is dus niét Jacques Brel zoals velen schijnen te denken, Brel speelde – weliswaar schitterend – de hoofdrol in de Franse versie, maar daar blijft het bij), is overleden. Ikzelf heb enerzijds de film van Arthur Hiller uit 1972 gezien, waaruit hierboven het fragment met Peter O’Toole en Sophia Loren, en anderzijds twee Nederlandse versies, één met Marco Bakker in de hoofdrol en een tiental jaren later die met Ramses Shaffy. Twee keren bleef ik op mijn honger zitten…
In 1985 hebben zowel het NTG als de OVV beiden het seizoen afgesloten met een prestigieus (waag)stuk: resp. « De Chinese Muur » en « De Man van La Mancha ». Tweemaal moeten we constateren dat het resultaat weliswaar niet helemaal dat was, maar het proberen was alleszins de moeite waard. De auteurs (resp. Max Frisch en Dale Wasserman) gaan trouwens niet vrijuit, zowel vormelijk (de onevenwichtige structuur van beide stukken) als inhoudelijk (moraliseren). Toch is er naast al deze parallellismen ook een opvallende tegenstelling te noteren : was « De Chinese Muur »), tot de pauze werkelijk prachtig en zakte het daarna (door het oeverloze gemoraliseer) als een pudding in elkaar, dan werd « De Man van La Mancha » juist slechts tegen het einde aangrijpend. Dat heeft natuurlijk veel met het acteren te maken. Operamensen gaat dit nog steeds erg slecht af, ook al heten ze Marco Bakker of Marijke Hendriks — terloops weze gezegd dat Koen Crucke, ook vocaal, veel beter zijn draai vond dan zijn gereputeerde tegenspelers.
In een interview met “Knack” zegt Marco Bakker dat hij “De man van La Mancha” eerder als een theaterstuk dan als een musical beschouwt en dat is maar goed ook, want dit verhaal van de dichter Cervantes die via het schrijven van een allegorisch ridderverhaal (Don Quichote) aan de klauwen van de inquisitie tracht te ontkomen, is inderdaad meer theater dan musical. Koen Crucke kan als Sancho Panza nog eens alle registers opentrekken, terwijl Marco Bakker als Cervantes/Don Quichote en Marijke Hendriks als Aldonza/Dulcinea hun vedettenrol niet helemaal waarmaken. En regisseur Albert-André Lheureux heeft het hen er met het eenheidsdecor en wat machinerie zeker niet makkelijker op gemaakt.
Dat laatste geldt ook voor de NTG-mensen, die ons uiteraard niet meer van hun talenten moeten overtuigen. Maar Walter Moeremans liet ze zodanig in functie van het weliswaar verbluffende decor van Marc Cnops (de grenzen die we met « Door de liefde verrast » bereikt achtten, werden hier alweer verlegd !) acteren dat ze eigenlijk geen kans kregen hun rol uit te diepen. Laten we Walter echter niet te zwaar vallen, want voor hem betekende het stuk meteen ook een eerbetoon voor zijn 25-jarige professionele loopbaan en dat verdiende hij zeker.
Afsluitend kunnen we trouwens stellen dat dit toneelseizoen er voor ons vooral een was van eindeloze verveling in het kader van een vermeend progressisme (de uitzonderingen niet te nagesproken) en dat we in de OVV en het NTG uiteindelijk nog onze beste uurtjes hebben doorgebracht. Waarmee we onze tegenstanders de dooddoener « verburgerlijking » zomaar in handen spelen. Het is een pas à la Frankie Vercauteren : Erwin van den Bergh hoeft de bal maar in het doel te leggen (R.D.S. in De Rode Vaan nr.26 van 1985)
Bijna tien jaar later werd “De man van La Mancha” opgevoerd door de musicalafdeling van het Ballet van Vlaanderen in een regie van André Ernotte, met een decor van Karina Lambert, kostuums van Erna Siebens, een lichtregie van Jaak Van de Velde, choreografie van Danny Rosseel en een vertaling van Stef Bos. Met Ramses Shaffy (Cervantes/Don Quichote), Werther Van der Sarren (Sancho Panza), Annemie Gils (Aldonza/Dulcinea), Ward De Ravet (Gouverneur/waard), Daan Van den Durpel (Hertog/Dr.Carrasco), Hans Peter Janssens (padre), Hilde Vanhulle (Antonia), Paula Stulemeijer (huishoudster), John Desmet (kapper), Pierre Willems (inquisiteur), Hilde Weber (zigeunerin) en Luc Rogiest (gevangene).
Dit was een zeer zwakke opvoering, veel zwakker b.v. dan die van de toch niet zo hoog aangeschreven Opera voor Vlaanderen. Dat ze slechter zongen, zou je ze b.v. niet kwalijk nemen als ze dan beter zouden acteren, maar dat was hoegenaamd niet het geval. De Belgische regisseur André Ernotte heeft nochtans heel wat Amerikaanse ervaring, nadat hij na zijn studies bij Jo Dua, een eigen rock-opera “Les malheurs de Sophie” had geschreven, is hij immers naar New York uitgeweken, waar hij o.m. in “The French Connection” heeft meegespeeld. Hij heeft ook een controversiële “Walküre” geregisseerd in de Munt en “Pas op breekbaar” in Arena was ook van hem (geregisseerd én geschreven, Anny Duperey zou het later zelfs in Parijs brengen). In Amerika regisseerde hij o.m. het laatste stuk van Tennessee Williams (“A house not meant to stand”), “Paint your wagon” en een film met Zubin Mehta. Kortom, ongelooflijk dat hij een zo ongeïnspireerde regie heeft afgeleverd. Toegegeven, hij werd daarbij niet geholpen door de acteurs. Dat Werther Van der Sarren, net als Ward De Ravet niet kan zingen, zou niet zo erg zijn als hij ook nog goed zou acteren. Maar dit was duidelijk een casting om de sponsor (VTM) te plezieren. Het allerergste was echter Ramses Shaffy, die duidelijk toen al zijn tijd had gehad. Hij vergat zijn tekst herhaaldelijk en moest voortdurend zijn neus ophalen (brave zielen zullen ongetwijfeld denken dat hij verkouden was). Ik van mijn kant verwachtte dat hij alle momenten eens met zijn botten (letterlijk en figuurlijk) beneden de trap zou donderen. In de Antwerpse opera gebeurde dat alvast niet in de voorstelling die ik er zag op 16/09/1993 en ook achteraf heb ik er niets van gehoord, maar je weet het natuurlijk nooit.
Referentie
Ronny De Schepper, De man van La Mancha komt terug, Het Laatste Nieuws 2 maart 1995