Het succes van Guido Lauwaerts « Nachten van de Poëzie » zat eigenlijk in extra-poëtische elementen. Ik moet mij dus verontschuldigen bij de lezers die op basis van mijn stukje van veertien dagen geleden welgemutst naar de Leopoldlaan togen en er met een slaapmutsje vandaan kwamen (onze fotograaf heeft een viertal van dergelijke « aandachtige luisteraars » voor de eeuwigheid vastgelegd en misschien vind je één of meer daarvan wel terug op deze pagina). Door mijn schuld, dus, door mijn schuld, door mijn allergrootste schuld. Daniel De Smet zei het reeds in zijn inleiding op het stadhuis dat ik (en mijn collega’s ook een beetje natuurlijk) hem een pad in zijn korf had gezet. Ik dacht eerst dat hij die klasfoto bedoelde, maar het bleek dat wij door onze propaganda te veel belangstellenden hadden gelokt, zodat De Smidse fluks geruild moest worden tegen een « omgetoverde » sporthal.
Omgetoverd was wel het woord. Door het samenbrengen van kaarsenhouders uit één of andere kerk, andere kaarsen deze keer in lege wijnflessen (afkomst onbekend) en een soort van visnetten om de zaak af te ronden (letterlijk), kreeg je een « onbestemd gevoelen ». Vooral dan wanneer de lichten gedoofd werden en onze ogen het enkel met de kaarsen moesten redden. Ik verdenk de organisatoren er sterk van op dit gebied onder één hoedje te hebben gespeeld met de opticiens van Sint-Niklaas! (Als er anderen zijn die beweren dat « Bolle akkers » eigenlijk een protest is tegen de ruilverkaveling, dan mag ik ook wel eens een boude opmerking plaatsen.)
GEEN SUCCES DUS
Welnee, het was een uiterst saaie bedoening. En dat er dan al veel volk was… Ach, als iedere dichter, iedere « zegger », iedere muzikant, ieder lid van de cultuurraad zijn of haar echtgeno(o)t(e), kinderen of ouders had meegebracht, dan was er nog veel méér volk geweest.
Nogmaals, het succes van Lauwaert lag in de showallures die sommige dichters zich aanmaten. En aan poëzie-vreemde elementen die erbij betrokken werden, zoals een optreden van Eddy Wally. Nu bedoel ik niet dat Daniël De Smet met Eddy Wally zou moeten komen aandragen (die zit overigens op dit moment in de Sovjet-Unie de Vlaamse cultuur uit te dragen), maar het optreden van (de anders zeer gewaardeerde groep) Syrinx b.v. was een totale misrekening. Zij zorgden immers niet voor een verpozing, een adempauze, zoals de bedoeling was. Syrinx speelt zeer serene, zeer ingetogen muziek. Fragieler haast nog dan sommige dichters. De snaar bleef dus letterlijk gespannen staan. Dat de keuze van Boerke Naas, Jean Caluwé, reeds meer in de aangegeven richting ging bleek uit de spontane bijval vanuit het publiek.
Ik neem aan dat sommige cultuurpausen geschokt zullen zijn door mijn barbaarse voorstellen. Goed dan, we houden het zuiver op het literaire vlak. Maar ook hier kan enkel afwisseling de sleutel tot het succes zijn. Het stereotiepe interviewtje gevolgd door twee gedichten en dát dertig maal herhaald, moest toch falikant aflopen? (Op het einde hoorde ik reeds mensen meemompelen: « Hartelijk dank voor dit korte gesprekje en nog veel succes met je werk ».)
DE INVLOED VAN DE NACHT OP DE POEZIE
Hugo Govaert trachtte met die interviewtjes juist voor een zekere afwisseling te zorgen, maar eigenlijk had hij toch vooraf kunnen weten dat dichters die hun gedichten moeten uitleggen eigenlijk slechte dichters zijn, om de binnenkort vijftig jaar wordende Hugo Claus nog maar eens te parafraseren. De interviews drentelden dan ook rond als een hond die (al dan niet in de keuken) in zijn eigen staart tracht te bijten.
En natuurlijk waren er de steeds terugkerende vragen: « Wat drijft je (zeer geaffecteerd uitgesproken) om gedichten te schrijven? » (*) En de steeds terugkerende antwoorden: « De liefde! Tot de mensen, tot de dingen, tot de vogeltjes, tot de bloemetjes… » Er wordt veel bemind in ons Waasland! En, oh ja, de Wase grond, die beminden ze ook allemaal. Maar ja, wat wil je: de bundel heet toch « Bolle akkers » ?
Meneer Govaert had ook de onhebbelijke gewoonte bij iedereen te vragen of een of andere bezigheid invloed uitoefende op het poëtisch oeuvre van de dichter. Was iemand b.v. graficus, dan ging het: « Heeft de grafiek veel invloed op je poëzie ? » Doe aldus hetzelfde niet de volgende topics: beeldhouwen, vertalen, schilderen, reizen, oorlogvoeren. Verwondering van mijn kant toen hij aan Kris Borms NIET vroeg of haar zwangerschap invloed had op haar werk…
Ook stelden we vast dat het Waasland erg religieus is (of althans de poëtische Waaslanders). Het leek wel alsof men priester moest zijn of althans toch naar een college moest gegaan zijn (in extreme gevallen waren de broederkes ook nog o.k.), vooraleer men in de bundel kon worden opgenomen. Met name Raf Troch deed er zijn beklag over dat hij moeilijk in de sfeer van dergelijke gedichten kon komen. Jessie De Caluwé daarentegen droeg een beeldschoon décolleté, waardoor haar interpretatie wat beter uit de kleren kwam.
NIET VOORZIEN,MAAR TOCH VERWACHT
Na de Bolle Akkers-dichters (plus de aangekondigde Herman Fierens) kwamen dan nog twee onvoorziene talenten, die toch niet tot het vrij podium behoorden, namelijk Frans Van de Velde en Lode Quasters. Frans Van de Velde had wel al gepubliceerd in tijdschriften, maar had niet de behoefte gevoeld deze gedichten te bundelen, een conditio sine qua non om in aanmerking te komen voor het werk van de Akkers. Met Lode Quasters, naar zijn eigen zeggen een levenslustig man die echter ook verdriet kent (vandaar zijn aangrijpende versregel « Tranen glijden langs mijn neus… omlaag »), hadden wij een « exclusief interview ».
En dan kwam het Grote Moment. Een jury bestaande uit Hugo Steenwegen, Armand Van Assche, José De Poortere, Daniël De Smet en Anton van Wilderode (twee leken en drie priesters) bekroonde met drie voorkeurstemmen Willem Persoon, die o.m. een opgemerkte monografie schreef over Anton van Wilderode, als belangrijkste Wase dichter jonger dan 35 jaar. Kris Geerts kreeg twee stemmen en de andere vijf die in aanmerking kwamen (Walter Cruyssaert, Lebuïne D’haese, Kris Borms, Chris Elshout en Freddy Van Hove) kregen een eervolle vermelding. Cruyssaert was echter niet aanwezig, vandaar dat er op de foto iemand ontbreekt.
HET PODIUM BLEEF VRIJ
Toen was men al ruim anderhalf uur over tijd voor het vrij podium, zodat de zaal zienderogen leeg liep, maar dat bleek niet zo erg te zijn, want dit vrij podium stelde ook niets voor.
Werner Paelinck zette de reeks in gedichtjes van de Bond zonder Naam (« Troost een zieke, help een oudje, lees een boek ») en daarna kwam er dan eindelijk iemand die keet wou schoppen (Herman Cole droeg namelijk gedichten voor van zijn « vriend » Edward van Biesheuvel: Domo, Fietsketting, Impotent, Pastorale en Lied van het Waasland), maar het was reeds zóóó laat en iedereen was reeds zóóó murw geslagen van al die poëtische ontboezemingen, dat ook dit niet mocht baten. Wij willen u nochtans twee van de meesterwerken van Van Biesheuvel niet onthouden:
IMPOTENT
Hij heeft een penis
die er geen is
PASTORALE (wel toepasselijk met al die «pastors»)
De dichterkers kwamen bij nachte
Zij kwamen bij nacht in de smids,
De mensen die zaten te wachten
Met flessen van Paul de Vidts
Dat klopte dus niet helemaal maar « De Vidts » rijmde niet op « Sporthal », vandaar.
En dan waren er nog twee piepjonge meisjes Karin Beaufays en Jolien Janzing (resp. de dochter van de ondervoorzitter van de cultuurraad en van een Waasmunsterse Nederlander), die over ballonnetjes en zonnetjes hadden geschreven. En dan was het écht bedtijd.
Referentie
Jan Segers, De nacht van de bolle akkers en de holle woorden, De Voorpost, 23 maart 1979
(*) Ha! Hiér heeft Paul Jambers dat gehaald!
Awelawel. Dat we dat nog mogen meemaken.
Mijn hart krimpt ineen van de nostalgie.
En dat we nog altijd toffe jongens zijn dat willen we weten.
Maar ik ben vooral benieuwd hoe die decolleté van Jessie De Caluwé er vandaag uitziet.
Dat zou ik eens willen weten…
Willem Persoon
LikeGeliked door 1 persoon