Het zal morgen 150 jaar geleden zijn dat de Franse componist Hector Berlioz is overleden.
Berlioz was de zoon van een plattelandsdokter. Hij kreeg in zijn geboorteplaats (gelegen tussen Lyon en Grenoble) muzieklessen van zijn vader. Op zijn twaalfde had hij zijn eerste werkelijk muzikale ervaring toen hij tijdens zijn eerste communie het meisjeskoor hoorde zingen. In hetzelfde jaar werd hij verliefd op een meisje uit de streek, Estelle Dubœuf, dat later opnieuw een rol in zijn leven zou spelen.
In 1821 werd hij door zijn ouders naar Parijs gestuurd om er geneeskunde te studeren. Maar hij kwam er zo onder de indruk van de opera dat hij tegen de wens van zijn ouders in besloot componist te worden. Vooral de werken van Gluck waren voor hem een openbaring. Gluck zou zijn leven lang een idool blijven.
Berlioz nam privélessen bij Jean-François Lesueur en wist in zijn overmoed een zelfgecomponeerde mis opgevoerd te krijgen die hij later probeerde te vernietigen. In 1991 is het werk op de orgelgalerij van de Carolus Borromeuskerk in Antwerpen teruggevonden.
Toen Berlioz in 1826 wilde meedingen naar de Prix de Rome kwam hij niet eens door de voorronde. Wijs geworden schreef hij zich in aan het conservatorium, waar hij les kreeg van Lesueur en Antonin Reicha. In deze tijd ontdekte hij achtereenvolgens de werken van Shakespeare, Beethoven en Goethe, die allen een grote invloed op hem zouden uitoefenen. En hij werd hopeloos verliefd op de Ierse toneelspeelster en Shakespeare-vertolkster Harriet Smithson. Zijn ongelukkige passie voor haar inspireerde hem in 1830 tot het schrijven van zijn Symphonie fantastique en een minder bekend vervolg daarop, Lélio ou le retour à la vie.
In 1830 won Berlioz de Prix de Rome en hij verbleef aansluitend anderhalf jaar in Rome. Hij verveelde zich daar vreselijk, aangezien er weinig te beleven viel op muziekgebied. Maar de herinneringen aan Italië kwamen hem van pas toen hij een paar jaar later zijn symfonie met altviool Harold in Italië schreef. Deze symfonie ontstond dankzij een opdracht van Paganini, die het stuk echter afwees toen hij merkte dat hij er niet voldoende in kon schitteren als virtuoos. Later zou hij Berlioz alsnog zijn bewondering laten blijken met een gift van 20.000 franc.
In 1831 vertrok Berlioz vanuit Rome naar Parijs met twee pistolen en een flesje gif. Hij had gehoord dat zijn toenmalige verloofde, Camille Moke, achter zijn rug om getrouwd was, en hij had zich voorgenomen Camille, haar moeder en zichzelf te vermoorden. Hij kwam echter niet verder dan Nice, waar zijn woede bekoelde en waar hij volgens eigen zeggen de twintig mooiste dagen van zijn leven doorbracht.
Na veel avontuurlijke verwikkelingen huwde hij in 1833 Harriet Smithson. Zij kregen een zoon, Louis, maar het huwelijk zou snel op een mislukking uitlopen. Nadat Harriet een been had gebroken kwam het nooit meer goed met haar carrière. Bovendien was ze erg jaloers van aard, en in haar frustratie greep zij steeds vaker naar de fles. Haar gezondheid ging zienderogen achteruit.
Om zijn composities uitgevoerd te krijgen besloot Berlioz zich toe te leggen op het dirigeren. Hij ontwikkelde zich tot een van de beste dirigenten van zijn tijd. Intussen wist hij in zijn onderhoud te voorzien door het schrijven van muziekkritieken. Ook daarin blonk hij uit, al joeg hij met zijn scherpe pen heel wat mensen tegen zich in het harnas. Later zou Berlioz een klein vast inkomen verdienen als bibliothecaris van het Conservatoire in Parijs, de enige officiële functie die hij heeft bekleed.
Een grote staatsopdracht kreeg hij toen hij in 1837 uitgenodigd werd een grootschalig requiem te schrijven. De uitvoering in de Invalides werd een groot succes. Maar zijn eerste opera, Benvenuto Cellini uit 1838, gebaseerd op de autobiografie van de edelsmid uit de Renaissance, draaide vanwege het onconventionele karakter uit op een groot fiasco.
Berlioz zou hierna in de Parijse opera geen voet meer aan de grond krijgen, maar dankzij de genoemde gift van Paganini kon hij zich toch weer wijden aan het componeren. Shakespeare inspireerde hem tot het schrijven van de symfonie met koor Roméo et Juliette uit 1839, die redelijk succesvol was.
In 1842-1843 maakte Berlioz voor het eerst een grote tournee met zijn werken door België en Duitsland. Zijn eerste buitenlandse concerten vonden plaats in Brussel, maar hij behaalde er weinig succes. In Duitsland ging het beter; hij dirigeerde er de plaatselijke orkesten en ontmoette er collega’s als Robert Schumann, Richard Wagner, Giacomo Meyerbeer en Felix Mendelssohn.
Hij oogstte vanaf toen meer waardering in het buitenland dan in Frankrijk. Dankzij zijn vriend Liszt werden veel van zijn werken in Weimar uitgevoerd, en uit Baden-Baden kwam de opdracht om de opera Béatrice et Bénédict te schrijven. Berlioz deed op zijn reizen ook verschillende malen Rusland en Engeland aan.
In 1844, ingestort door de organisatie van een mammoetconcert met 1000 musici voor een publiek van 8000 man, kwam hij weer in Nice om rust te houden. Daar begon hij aan zijn ouverture Le Corsaire (De zeerover) die in 1852 in druk verscheen. Pas later legde men het verband met het gelijknamige gedicht van Lord Byron, die door Berlioz bewonderd werd.
Gedurende een reis door Midden-Europa vond hij de tijd om La damnation de Faust te schrijven, een soort opera bestemd voor de concertzaal, of liever voor het ‘theater van de verbeelding’, gebaseerd op de Faust van Goethe. Het grootschalige werk, dat tegenwoordig als een van Berlioz’ meesterwerken wordt beschouwd, ruïneerde hem bijna toen de zaal bij de uitvoeringen in 1846 vrijwel leeg bleef.
In 1854 stierf Harriet en nog hetzelfde jaar hertrouwde Berlioz met de middelmatige zangeres Marie Recio, met wie hij al enige tijd een relatie onderhield. Zij stierf op haar beurt in 1862.
Het was een blijk van erkenning toen Berlioz in 1856 tot lid van het Institut de France werd gekozen. Een jeugddroom kwam uit, toen hij van 1856 tot 1858 de grote opera Les Troyens componeerde, die hij echter nooit in zijn geheel opgevoerd heeft gekregen.
Verbitterd over het uitblijven van waardering in eigen land leed hij de laatste jaren van zijn leven een teruggetrokken bestaan, geplaagd door een darmziekte. Zijn grootste geluk putte hij uit het hernieuwde contact met zijn jeugdliefde Estelle en met zijn zoon, die matroos geworden was. Toen deze in 1867 op Cuba stierf, was Berlioz gebroken en wachtte hij alleen nog maar op de dood. Een laatste tournee naar Rusland betekende een uitputtingsslag, waarna zijn gezondheid steeds verder achteruit ging tot hij in het bijzijn van enkele vrienden stierf. Hij ligt begraven op het kerkhof van Montmartre.
In 1942, dus midden in de Tweede Wereldoorlog toen Frankrijk bezet was door de Duitsers, draaide Christian-Jacque “La symphonie fantastique”, waarin vooral de spanning tussen Harriet en Marie werd gestalte gegeven. Gemakshalve werden o.a. Camille en Estelle buiten beschouwing gelaten. Maar nog veel belangrijker waren de oorlogsomstandigheden waarin de film tot stand kwam. Berlioz wordt immers naar voren geschoven als een icoon (op het einde wordt hij zelfs letterlijk als een soort van afgod afgebeeld) van de Franse esprit, waarbij niet geaarzeld wordt om op een bepaald moment (met de jonge Franse romantici als Victor Hugo, Alexandre Dumas, Eugène Delacroix e.a. gewoonweg de patriottische toer op te gaan. Vreemd dat dit de Duitse censuur heeft gepasseerd. Jean-Louis Barrault is een fysiek erg gelijkende Berlioz, Renée Saint-Cyr is Marie en Lise Delamarre Harriet.
Steven Van Impe uit Antwerpen schrijft op de Internet Movie Database: “In this age, the French movie studios produced a lot of low-budget biographical movies, most of which are very bad. La Symphonie Fantastique, about composer Hector Berlioz, is no exception: bad acting, sloppy backgrounds, pseudo-drama, and worst of all total inaccuracy. Persons that never existed play a lead role (ik vermoed dat hij hiermee het personage van Dr.Antoine Charbonnel bedoelt, gespeeld door Bernard Blier), and important people are never mentioned at all. You could argue that this isn’t a documentary, but a historical drama, but the movie does announce itself as a biography and as far as ‘drama’ is concerned, there’s more drama in a bucket of dying fish. Which is a shame, not just for the fish but also for the drama: the life of Hector Berlioz, as he himself described it in his Memoirs, is very romantic and dramatic. A more modern approach could become a major success. Who bites?” (Biografische gegevens afkomstig van Wikipedia)