Op de dag dat Khomeini de fatwa over Salman Rushdie uitsprak, zat ik in een toneelvoorstelling over markies de Sade. Daarover schreef ik later in De Rode Vaan een recensie onder de titel “Markiespijn”. Ja, woordspelingen, je houdt ervan of niet…
Alhoewel her en der misschien wel wordt ingespeeld op de mediabelangstelling die er rond de Franse Revolutie nu bestaat, kan men zeker niet beweren dat de herontdekking van de Franse schrijver Markies de Sade, die twaalf dagen voor de revolutie nog in de Bastille zat, daar rechtstreeks mee heeft te maken. Die herontdekking, die meteen ook een eerste waardering (dus geen her-waardering) inhoudt, is namelijk reeds een aantal jaren aan de gang. Wijzelf brachten al twee uitgebreide bijdragen, eerst naar aanleiding van de opvoering van Peter Weiss’ « Marat/Sade » zowel in PACT als in het NTG (zie r.v.nr.16 van vorig jaar) en dit jaar nog ter gelegenheid van Mishima’s « Madame de Sade » in het BKT (zie r.v.nr.3). Telkens betrof het hier echter een eerherstel van de filosoof of zelfs de ‘politicus’ de Sade. In « De Zwarte Legende », een productie van het Grand Théátre Groningen en F’act Rotterdam, gaat acteur Peter Gorissen weliswaar op het ingeslagen pad verder, maar voor het eerst ook wordt de « pornograaf » de Sade gewaardeerd, vooral dan die passages waarbij de seksuele, « sadistische » uitspattingen gepaard gaan met godslastering.
Wij zagen de voorstelling exact op de dag dat Zijne Heiligheid mijnheer Khomeini de hemel (en voor alle zekerheid ook 120 miljoen frank) beloofde aan een islamitische volgeling die hem het hoofd van de auteur Salman Rushdie op een schotel zou aanbieden. Tegelijk bevestigde dit de noodzaak van een stuk als dat van Gorissen en prezen we de Heer (zij het misschien dat Hij dit zelf niet zo op prijs stelde) dat in ons land een dergelijke productie, waarin o.m. paus Wojtyla masturberend in de schedel van Christus ten tonele wordt gevoerd, toch nog mogelijk is. De voorstelling die wij in Gent bijwoonden werd zelfs gesubsidieerd door het ministerie van cultuur.
Leidt hier echter vooral niet uit af dat « De Zwarte Legende » een stuk is dat zwaar op de hand ligt. Het begint wel stijf met Gorissen in zijn blote flikker — pardon, laat ik dat even anders formuleren: na een muzikale uitbarsting door bassist Ben Bervoets en multi-instrumentalist Karl Eriksson begint een naakte Gorissen erg zwaarwichtig met het citeren van teksten van de Sade, maar naarmate hij door schminkster Myriam Eijgenraam meer als ouder wordende, aftakelende markies wordt aangekleed, kan hij jongensachtig uit zijn rol stappen en grappen en grollen verkopen. Zo is er een bijna « Life of Brian »-achtige versie van de kruisdood of krijgt hij een hysterische lachbui à la Elvis Presley, terwijl hij « Can’t help falling in love » probeert te zingen. Hij speelt met een machinegeweertje tijdens het banjo-thema uit « Bonnie and Clyde », zijn vrienden zorgen voor hoefgetrappel bij « I was born under a wandering star » enz. enz. Deze kluchtige toestanden gaan trouwens verder in « een tweede deel » (het was niet duidelijk of dit een vast onderdeel is of gewoon omdat Gorissen en zijn vrienden het naar hun zin hadden in de balzaal van de Vooruit) waarin men enkele « liedjes van de radio » zingt. « New York, New York » begeleid op drie verschillende stoelen b.v. Of « La Bamba » met een aangepaste tekst over Vanden Boeynants. Maar helemaal plat gingen we toen Gorissen (opnieuw naakt) door de zaal marcheerde, het thema uit « The bridge over the river Kwai » fluitend, in het dialect beter gekend als « Sjarel, ik heb uw gat gezien »!
Ook het merkwaardige decor (b.v. met een koersfiets die uiteindelijk tot niets blijkt te dienen), de discussies met het publiek, de gewilde onhandigheden, het droeg allemaal bij tot een heel aparte en zelfs smakelijke voorstelling. Ondanks de « wansmakelijkheden » die uiteraard op rekening van de Sade zelf komen. Laten we echter niet vergeten dat al het kwade dat de Sade zijn medemens toebrengt, alleen maar in zijn fantasie gebeurde. In de werkelijkheid werd hem zelf veel pijn aangedaan. De pijn van een onbegrepen markies, de markiespijn. Het hoogtepunt van de voorstelling is dan ook niet een van de grappige momenten, maar wel de bewerking van het nummer « God » van John Lennon, waarin de mens (de Sade, Gorissen, u, ik) uiteindelijk voor de pijnlijke vaststelling komt te staan dat hij alleen maar in zichzelf kan geloven. Knap. En tegelijk valt de pianist toch op de grond en zingt Gorissen « ik geloof niet in VTM » en andere onzin. Zelfrelativering dus. En zo hoort het ook. Het gebeurt nog altijd veel te weinig in het theater. Hier gebeurde het wel. En dus gebeurde er eindelijk eens IETS.
Referentie
Ronny De Schepper, Markiespijn, De Rode Vaan nr.9 van 3 maart 1989