Ik verneem zopas dat vorige week vrijdag professor emeritus Etienne Vermeersch (foto YouTube) is overleden…
In mijn tekst over Miel Swillens heb ik het over een “top tien” van mensen die een belangrijke rol hebben gespeeld in mijn leven. Etienne Vermeersch hoort daar zeker ook bij.
Ik heb professor Vermeersch leren kennen toen ik aan de universiteit voor het keuzevak “hedendaagse wijsbegeerte” opteerde. Maar dan enkel “ex cathedra”, ik heb zelfs geen mondeling examen bij hem afgelegd. Vermeersch gaf namelijk eerst een schriftelijk examen met meerkeuzevragen en nadien kon je dan, als je dat wou, nog een mondeling examen gaan afleggen om je punten wat bij te schaven.
Nu, uit mijn verhaal over zijn collega prof.Boehm moet wel duidelijk zijn dat filosofie aan mij helemaal niet besteed was. Maar dankzij die “multiple choice” vond ik mijn schriftelijk examen toch nog tamelijk geslaagd (ik zou gelijk krijgen: ik behaalde 14) en ik was dus niet van plan om dat cijfer naar de filistijnen te helpen door mij aan een mondeling examen te wagen.
Toch heb ik professor Vermeersch wel ooit persoonlijk ontmoet. Dat was op een treinrit van Brussel naar Gent en toevallig dan ook nog op een “omnibus”, zodat we een hele tijd hebben kunnen praten. Ik stelde mij voor als een vroegere student en voegde er voor alle zekerheid ook mijn hoedanigheid als journalist van De Rode Vaan aan toe. Dat moet zijn belangstelling hebben gewekt, want we hebben zoals gezegd heel lang samen gepraat. Maar sla me dood, ik zou begot niet meer weten waarover.
Zeker niet over popmuziek, want wat zegt de brave man hierover? “Je moet popmuziek zeker niet gaan vergelijken met de werken van Bach of Beethoven. Strikt muzikaal gezien betekenen The Beatles mijns inziens weinig: de kans dat men er over honderd jaar nog naar luistert, is gering. Toch heb ik ooit een plaat van The Beatles gekocht, ‘Sergeant Pepper’s lonely heartsclub band’, omdat ik dat een historisch monument vond.”
En ook niet over het hoofddoekenverbod, want dat was toen nog niet aan de orde. Nochtans had het een interessant gesprek kunnen opleveren, want terwijl heel het pseudo-progressieve wereldje op z’n achterste poten gaat staan omwille van het hoofddoekenverbod voor ambtenaren in steden zoals Antwerpen en Gent, verklaarde professor Vermeersch in de Gazet van Antwerpen van 1/3/2008 juist dat hij nog veel strengere maatregelen gewenst acht. “Zo’n belangrijk onderwerp moet worden behandeld op het niveau van de Vlaamse regering. De huidige situatie, waarin politici van dezelfde partij tegenstrijdige standpunten innemen in verschillende gemeenten, is belachelijk. En het VB grijpt dankbaar de kans om de zaak overal op de agenda te zetten. In Frankrijk is op het hoogste niveau een speciale commissie aangesteld, die na rijp beraad heeft besloten dat de hoofddoek in de scholen niet wordt aanvaard. In de openbare besturen en instellingen moet absolute neutraliteit heersen. De ambtenaren moeten een dresscode dus aanvaarden. Ik ga daarin zelfs nog verder dan Patrick Janssens: ik vind dat die code moet worden uitgebreid naar alle ambtenaren met enig gezag. Ook in het onderwijs. Ik wil alleen een uitzondering maken voor leerkrachten die religieuze of levensbeschouwelijke vakken geven.”
Dat laatste is inderdaad iets wat vaak door katholieken wordt vergeten, die nu de kant van de hoofddoek kiezen omdat ze met heimwee terugdenken aan hun nonnenkappetjes. Maar dat waren dus wel nónnen, hé, die waren “gewijd” (wat men daarover ook mag denken), terwijl het nu gaat over gewone “gelovigen”.
GRAVENSTEENMANIFEST
En al evenmin hadden we het over het zogenaamde Gravensteen-manifest, waaraan professor Vermeersch mede ten grondslag ligt, want dat zou ook pas een vijftiental jaren later opduiken. In Humo van 8/7/2008 legt prof.Vermeersch uit waarom dat hem zo nauw aan het hart ligt: “Omdat een Belgische natie niet meer bestaat. Een natie is, naar een theorie van Benedict Anderson die ik volleidg volg, een imagined community. Mensen stellen zich voor tot dezelfde gemeenschap te horen, een gemeenschap waarin ze een zekere broederlijkheid ervaren, waarvoor ze ook bereid zijn te sterven én te doden. Zo’n natie komt tot stand door feitelijke netwerken: administratief, sociaaleconomisch, verkeerswegen enzovoort. Maar ook de communicatiemedia, die de gedachten en gevoelens sturen, spelen een fundamentele rol. Welnu, the imagined community België bestaat niet meer in de geesten. Je hebt nog wel het historisch gegroeide administratieve netwerk, maar de imparct daarvan brokkelt af door de overheveling van bevoegdheden naar de regio’s en naar Europa. (…) Zo’n imagined community bestaat wel in Vlaanderen: je hebt daar geen Bekende Belgen maar wel Bekende Vlamingen, en die BV’s staan dan symbool voor een hele reeks zaken uit de populaire cutluur die mensen delen. Van Oostende tot Maaseik kunnen mensen met elkaar spreken over ‘Familie’ en Ann Van Elsen. Misschien zijn er nog wel mensen die zich Belg voelen, maar in feite zijn ze dat niet: ze wéten dat ze in Wallonië niet over Jan Leyers of Rik Torfs moeten beginnen. (…) Het Vlaams Blok heeft het separatisme telkens weer op de voorgrond gebracht; dat is belangrijk. Hun extreme Vlaams-nationalisme sprak aanvankelijk weinig mensen aan, maar het Blok heeft dat gekoppeld aan hun migrantenstandpunten, die wél succes hadden. Zo hebben ze stilaan ook hun nationalistische programma bij een veel bredere groep ingang doen vinden. (…) Ik geloof niet dat in Vlaanderen de solidariteitsgedachte op zich in het geding is – niemand heeft er problemen mee dat we solidair zijn met Portugal of Ierland, of Ethiopië. Maar de solidariteit wordt wél een probleem als de Vlamingen merken dat de Franstaligen de politieke solidariteit niet opbrengen om de grondwet te respecteren. Want dat is de kern van deze impasse: de Franstaligen respecteren de taalgrens niet, ze denken dat ze daarover heen mogen lopen, dat ze hun grondgebied onbeperkt kunnen uitbreiden. En dan tegelijk zeggen: ‘En nu moeten jullie ook nog solidair zijn met ons!’, dat is steeds moeilijker te aanvaarden, hé?”
“Bovendien hebben ze sociaal-economisch zwaar geknoeid. 25 jaar geleden was Ierland een arm land, vandaag is het met Europese steun een succesverhaal geworden. Wallonië heeft die Europese steun óók gehad, en bovendien nog eens steun vanuit België, en het is een rampverhaal geworden. Zij moeten toch ook kunnen wat Ierland kan? Solidair zijn met een bodemloze put is heel ontmoedigend. (…) En als Van Hecke en Dewinter dan in de volgende verkiezingscampagne tegen de mensen zeggen: ‘Met de miljarden die we vandaag aan Wallonië geven kunnen we morgen uw financiële problemen oplossen,’ dan zullen de mensen eieren voor hun geld kiezen, wees daar maar zeker van.”
THOMAS VAN AQUINO
Maar daarover hebben we het dus allemaal niet gehad, dus om die “top tien”-plaats te rechtvaardigen moet ik dan toch maar terug naar zijn cursus. Daarin vertelde Vermeersch namelijk iets wat mij op slag ongelovig maakte. Hij zei dat de meeste mensen de zin van hun bestaan zochten in het feit dat ze door god waren geschapen. Met andere woorden: ze trachtten te leven conform het verwachtingspatroon dat die god dan in hen had gesteld. “Maar,” zo voegde Vermeersch eraan toe, “wie heeft in dat geval dan die god geschapen?”
Ik was als door de hand gods geslagen, om nu eens een heel ontoepasselijke beeldspraak te gebruiken. Ook ik had tot dan toe immers steeds volgens die stelregel gehandeld en nu viel die ineens weg. Op het college hadden we in de lessen Frans reeds uitgebreid gesproken over de existentialisten (Sartre, Camus, Malraux) en ik had daar wel veel belangstelling voor gehad, maar ik had die “sprong in het duister” altijd zo vreemd gevonden. Je weet wel: het humanisme dat voortvloeit uit het existentialisme. Ze geloven in niets, maar juist daardoor gaan ze “humaan” handelen. Ik vond dat absurd. Maar nu, met die uitspraak van Vermeersch, kon ik die sprong ineens wél maken: niet god, maar “de mens is de maat van alle dingen”.
Ik weet nog goed dat ik daardoor zo van de kaart was, dat ik daarover met iedereen ging discussiëren. Zo ook met mijn toenmalig lief, die niet eens haar humaniora had uitgedaan. “Dat wist ik al lang,” antwoordde ze me droog. Dat vond ik toen zó verwaand: niet eens de humaniora gehaald en dan iets poneren waarvoor ik de hulp van een superintelligente professor nodig had gehad.
Toen vond ik dat dus, maar nu niet meer. Misschien is het inderdaad iets waar je met een eenvoudige geest vanzelf op komt. Ikzelf lig echter altijd zozeer met mezelf in de knoop dat ik dergelijke voor de hand liggende zaken niet zie.
Maar goed, hoe kom ik nu daarbij om daar uitgerekend vandààg zo lang bij stil te staan. Omdat ik nu lees dat Thomas van Aquino in datzelfde principe juist het godsbewijs ziet! Akkoord, Thomas van Aquino spreekt niet over “scheppen” maar over “bewegen”. Maar het principe is hetzelfde: “Alles wat bewogen wordt, moet bijgevolg door iets anders bewogen worden. Maar wanneer nu datgene, waardoor iets bewogen wordt, zelf ook weer bewogen wordt, dan moet het ook door iets anders bewogen worden, en dat ook weer door iets anders. Maar zo kan men niet opklimmen tot in het oneindige, want dan zou er geen eerste beweger zijn, en zelfs geen enkele andere, want de ondergeschikte bewegers kunnen alleen iets bewegen, in zover ze door een eerste beweger zelf bewogen worden: zo brengt een stok alleen dan iets in beweging, wanneer hij zelf door de hand bewogen wordt. We moeten dus tot een eerste beweger komen, die door geen ander wordt bewogen, en hierdoor verstaat iedereen God.”
Ben ik dan ook opnieuw gelovig geworden? Uiteraard niet, alleen wordt de impact, die de uitspraak van Vermeersch op mij had, serieus ondergraven. Overigens, sinds wanneer lees ik Thomas van Aquino? Niet, uiteraard! Het fragment staat in “Bidden wij voor Owen Meany” van John Irving (p.542), ook wel een zeer “religieus” boek, maar evenmin van aard om mijn niet-geloof (ongeloof?) aan het wankelen te brengen.
AND NOW FOR SOMETHING COMPLETELY DIFFERENT
“De aarde telt sinds maandag officieel 7 miljard mensen. Geen reden om te feesten, want de grote populatie bedreigt de natuur en de toegang tot gezondheidszorg,” aldus Glynis Procureur in Het Nieuwsblad van 2/11/2011. Daarom komt ethicus Etienne Vermeersch met een drastische stelling. ‘De meeste mensen denken dat de keuze van het aantal kinderen een fundamenteel mensenrecht is. Hoewel de universele verklaring van de rechten van de mens dat suggereert, is die stelling op termijn niet houdbaar. Want als iedereen zelf mag bepalen hoeveel kinderen hij neemt, wordt de situatie onhoudbaar.’ In 1950 waren we met 3 miljard, tegen 2040 zal dat al 9 miljard zijn. En dat terwijl het tot 1800 duurde vooraleer er één miljard mensen op de aarde rondliepen. ‘Er is duidelijk nood aan begrenzing. In landen als Niger, Somalië en Ethiopië sterven dagelijks honderden kinderen door honger. We hadden die vrouwen vroeger moeten aansporen hun kinderaantal te beperken, door sterilisatie te belonen met een geldsom bijvoorbeeld. Dat was veel beter geweest. Nu moeten we lijdzaam toezien hoe hun kinderen sterven.’
Dan maar overal de éénkindpolitiek zoals in China?
‘Dat was niet prettig, maar onvermijdelijk op dat moment. Daardoor zijn 300 miljoen Chinezen niet geboren. Een opluchting, want anders zouden de Chinezen van vandaag zelfs geen kans op onderwijs gekregen hebben.‘
Geboortebeperking is ook bij ons nodig. ‘De ecologische voetafdruk van een kind uit de westerse landen is ongeveer twintig keer zo groot is als die van een Afrikaans kind. In België moet er op dit moment niets gebeuren: we hebben voldoende gezond verstand om niet allemaal vijf kinderen te nemen. Maar wat men zeker niet mag doen, is zeggen dat onze vrouwen te weinig kinderen baren. Geboortes aanmoedigen is het laatste wat moet gebeuren. Migranten in ons land hebben vaak nog te veel kinderen.‘
Nochtans berekenden Duitse wetenschappers dat er op onze aardbol plaats is voor minstens 75 miljard mensen. ‘Die wetenschappers zijn onnozelaars. Natuurlijk is er plaats voor zo’n massa. Net zoals er plaats is voor één miljard kippen in België, op voorwaarde dat ze allemaal op 25 vierkante centimeter leven.‘
Onnodig te zeggen dat Vermeersch de toekomst somber inziet. ‘Behalve de explosie van de wereldbevolking, groeit ook het consumptieniveau. Als ze in China en India evenveel auto’s kopen als wij in België, gaat de natuur eraan kapot.‘”
In 2016 ging hij zelfs nog een stapje verder in een interview met de internetsite Doorbraak.be: “Ik vind al zeer lang dat men ontwikkelingshulp zou moeten koppelen aan eisen voor geboorteregeling. In Haïti hebben we eerst die aardbeving en vervolgens die storm gehad en dan zouden we mensen moeten steunen. Maar die steun zou erin moeten bestaan dat iedereen die je laat steriliseren 500 dollar krijgt. Dat zou een efficiënte steun zijn. Wat baat het dat we ze steunen en ze vervolgens met een reeks kinderen afkomen die ze toch niet kunnen opvoeden? In de oorlog bij ons indertijd hielden de mensen zich in. Na de oorlog heeft dat dan tot de babyboom geleid. Maar nu zie je in Syrië, ze zijn daar al jaren in oorlog, dat die vluchtelingen allemaal met kleine kinderen afkomen. Alleen al het beeld dat je in oorlogstijd kinderen verwekt, dat is toch krankzinnig? Die mensen zijn onvoldoende voorgelicht en de officiële instanties zouden nooit mogen spreken over problemen zonder het probleem van de contraceptie en de geboorteregeling erbij te noemen. En als er geld wordt uitgedeeld moeten het in de eerste plaats gaan naar vrouwen die zich laten steriliseren. (…) De komende 30 jaar zal er fundamenteel veel veranderen. Maar dan zitten we met het onnoemelijke probleem dat tussen nu en 2050 de bevolking van Afrika met een miljard zal aangroeien. Zelfs als er 100 miljoen Afrikanen naar Europa komen, kunnen wij dat gewoon niet aan als we ook aan hen een basisinkomen moeten uitbetalen. Men schijnt onvoldoende te beseffen wat er op ons afkomt. De asielcrisis die we nu meemaken is maar een fractie van wat er op ons afkomt.”
Je bedenkingen en anekdotes rond Vermeersch en Boehm vind ik boeiende lectuur, Ronny, ook omdat ik ze zelf -een paar jaar na jou- als prof gehad heb aan de univ. Ik heb ook bij beiden examen afgelegd en zou er nog een paar anekdotes uit mijn tijd kunnen aan toevoegen (maar dan begin ik misschien beter een eigen blog…).
Die God in je stuk blijft de kop opsteken, bv. in het laatste boek dat we in onze Gentse leeskring hebben gelezen : “The life of Pi” van Yann Martel. Een boek dat -volgens de schrijver- de bedoeling heeft de lezer te doen geloven (in God?) door middel van een waanzinnig onwaarschijnlijk verhaal van een schipbreukeling die meer dan 200 dagen op zee overleeft in een reddingssloep, samen met een Bengaalse tijger. Martel heeft mij uiteindelijk niet overtuigd -rotsvaste atheïst als ik ben- maar alles bij elkaar is het een intrigerend boek dat op verchillende niveau’s kan worden gelezen . Over filosofie gesproken, ik heb op onze leeskringsite bij dit boek een link toegevoegd naar een bespreking door Stine Jensen, een interessante jonge Nederlandse filosofe. (Of maak ik nu te veel reclame voor ons?). Je ziet, er zijn nog meer verbanden tussen vrouwen en filosofie, dan die welke je Boehm-anekdote suggereert…
LikeLike