Vandaag is het al zestig jaar geleden dat de Amerikaanse filmpionier Cecil B.DeMille is overleden.
De familie van Cecil Blount DeMille was van Nederlandse afkomst. Zijn voorouders voeren in 1658 met het schip ‘De vergulde bever’ van Amsterdam naar het huidige New York. De oorspronkelijke familienaam was Mil. Cecils vader was een geestelijke, en zowel zijn vader als zijn moeder, Beatrice, schreven toneelstukken. Cecil volgde zijn oudere broer William naar de Academy of Dramatic Arts in New York City. Hierna was hij enkele jaren lang de manager van zijn moeders theatergroep. Ook speelde hij mee in enkele stukken. In 1913 vormde hij een partnerschap met Jesse L.Lasky en Samuel Goldwyn en gedrieën gingen ze films maken. Dit partnerschap zou de basis vormen voor wat later Paramount Pictures zou worden. Een jaar later regisseerde, schreef en produceerde hij samen met Oscar Apfel hun eerste film, de succesvolle six-reeler The Squaw Man. Het was tevens de basis voor de uitbouw van Hollywood. De Mille wilde immers niet langer in een studio werken en om buitenopnames te maken, week men liever uit naar een streek met een zonnig klimaat, Californië dus. Zijn voorbeeld werd nagevolgd en niet enkel door regisseurs die westerns wilden draaien. Ook al omwille van de goedkopere arbeidskrachten dan in New York. Het quasi-monopolie van Hollywood op wereldniveau werd kort daarop gelegd tijdens de Eerste Wereldoorlog toen alle Europese filmindustrieën met één klap werden weggeveegd.
“The Squaw Man” is bovendien de eerste film met een “echt”, uitgetikt scenario gedraaid. Dat we dat zo met zekerheid kunnen zeggen is te wijten aan een anecdote. De Mille was immers zo goed als bankroet en wilde bezuinigen door zijn secretaresse buiten te smijten. Toen echter bleek dat de schrijfmachine haar persoonlijke eigendom was, mocht ze blijven.
De eerste film die hij alleen zou regisseren, is de western The Virginian. Hij zou later nog tientallen stomme films regisseren, waaronder in het begin veel seksueel getinte komedies. Voor zijn vroegste films deed hij behalve de regie en productie ook de montage en schreef hij (mede) aan het scenario. In 1915 begon hij een samenwerking met scenariste Jeanie Macpherson. Ze schreef onder andere voor hem enkele van zijn meest succesvolle vroege films, waaronder de vroegste Carmen-verfilming, waarin Geraldine Farrar, een sopraan uit de Metropolitan Opera een vurige en erotische Carmen neerzette. Vooral het gevecht in de sigarenfabriek is de geschiedenis ingegaan omdat de legende wil dat zij daar een écht robbertje heeft gevochten met een figurante, die net als zijzelf een verhouding had met de regisseur!
DeMille draaide ook een aantal films, waarin zelfs naakt voorkwam. Audrey Musson in “Purity” (1916) bijvoorbeeld (foto 2). Maar als Betty Blyth in “The Queen of Sheba” (1921) net iets te veel laat zien (foto 3), dan kan de film toch enkel in Europa worden vertoond. Deze film is trouwens een voorbeeld van de indrukwekkende epics waarvoor hij uiteindelijk bekend zou worden: historische stukken als Joan the Woman en bijbelstukken als The Ten Commandments (1923) en The King of Kings (1927), waarin Ayn Rand een klein rolletje kreeg toebedeeld.
In de jaren dertig regisseerde hij zijn eerste geluidsfilms, waaronder Dynamite (1929) waarvoor Dorothy Parker een liedje mocht schrijven (“How am I to know”), en de bizarre komedie Madam Satan (1930). Ook regisseerde hij epics als The Sign of the Cross (1932) en Cleopatra (1934), waarin hij telkens van de historische achtergrond gebruik maakte om pikante scènes in te lassen. De badscène van Claudette Colbert (foto 4) kon er nog net mee door, maar de scène waarin Elissa Landi overweldigd wordt door een uit de kluiten gewassen gorilla (foto 5) geraakte niet tot in de bioscoopzalen…
Daarnaast is hij ook de regisseur van jeugddrama’s als This Day and Age (1933) en grote westerns als The Plainsman (1936) en Union Pacific (1939). DeMille groeide uit tot een van de eerste regisseurs die zelf ook een beroemdheid was. Van 1936 tot 1944 was hij de gastheer en regisseur van een wekelijks zestig minuten durend radioprogramma, Lux Radio Theater, waarin bekende films werden nagespeeld, vaak met de originele sterren in de hoofdrollen. In de jaren veertig was hij minder actief, maar leverde toch avonturenfilms als Reap the Wild Wind (1942) af.
In 1950 trachtte Cecil B.DeMille Joseph Mankiewicz te wippen als voorzitter van the Screen Directors Guild omdat hij geweigerd had een loyaliteitsverklaring te eisen van alle leden. Even zag het er slecht uit voor Mankiewicz tot John Ford, conservatief maar toch de McCarthy-commissie niet gunstig gezind, het woord nam en eerst DeMille prees voor zijn filmwerk, maar daarna vernietigend uithaalde naar de achterbakse manier waarop hij het laken naar zich toe probeerde te halen: “Cecil, you and I go back to 1916, maybe even earlier, right? Let me tell you something. When it comes to providing the people of the world with the kind of movie they want to see there isn’t any one in this room who can touch you, and I respect you for that. But, Cecil, I don’t like you. And I don’t like a goddamn thing you stand for. I move that we go home and start making movies, because that’s our job.”
Voor zijn laatste drie films (Samson and Delilah uit 1950, The Greatest Show on Earth uit 1952 en een remake van The Ten Commandments in 1956)) zou DeMille meer aandacht geven aan de productie, waardoor deze films er zeer groots uitzagen. The Ten Commandments zou zelfs de best bezochte film van 1956 worden. Volgens de Britse actrice Helen Mirren zijn deze films er ook de oorzaak van dat haar carrière (in tegenstelling tot haarzelf) in Hollywood nooit van de grond is gegaan. “I think it comes from those Cecil B. DeMille films where all the Romans were played by people with a British accent and all the good Jews, from Jesus Christ onwards, were played by Americans,” zegt ze in The Independent van 10/10/1998, want we mogen uiteraard niet vergeten dat ook zij in “Caligula” de rol van een Romeinse vertolkte… De bewering dat de carrière van Helen Mirren niet van de grond komt in Hollywood is ondertussen natuurlijk al lang achterhaald.
The Greatest Show on Earth zou worden bekroond met de Academy Award voor Beste Film. De film speelt zich af in het gesloten wereldje van een groot circus. Brad Braden, de ruige manager (Charlton Heston), runt het circus op een keiharde manier, zelfs ten koste van zijn liefde voor de trapeze-artieste Holly (Betty Hutton). De komst van de beroemde trapezewerker “The Great Sebastian” (Cornel Wilde, die in 1936 nog deel had uitgemaakt van de Amerikaanse schermploeg op de Olympische Spelen van Berlijn) brengt een extra-attractie bij het circus doordat Holly en Sebastian aan de trapeze tegen elkaar opbieden. Sebastian is zo’n typische Franse charmeur (hij heeft blijkbaar model gestaan voor de bowling-lesgever van Marge Simpson). Als hij een ongeluk heeft aan de trapeze wordt zijn arm blijkbaar door een amateur in elkaar gestoken, maar de “geheimzinnige” clown Buttons (James Stewart), die nog niemand zonder zijn geschminkte gezicht heeft gezien, heeft daar misschien wel een oplossing voor. Na een groot treinongeluk moet hij echter reeds aan de slag met Brad, waardoor hij wordt ontmaskerd door een aanwezige detective en we er het raden naar hebben of het ooit nog goed komt met Sebastian. Kortom, een scenario dat rammelt aan alle kanten en enkel tot doel heeft de “grandeur” van het gecombineerde circus van Barnum en de Ringling Brothers in de verf te zetten.
In 1950 speelde DeMille zichzelf als een theatrale regisseur in Sunset Boulevard van Billy Wilder. De hoofdrol in deze film was voor zijn oude steractrice Gloria Swanson.
Cecil B. DeMille stierf op 77-jarige leeftijd en liet postuum een autobiografie na, The Autobiography of Cecil B. DeMille. Hij was bijna zestig jaar getrouwd met Constance Adams. Met haar had hij één dochter en drie adoptiekinderen. Zijn adoptiedochter was getrouwd met Anthony Quinn.