Morgen wordt de Amerikaanse sopraan Barbara Hendricks (foto Wouter Hogendorp via Wikipedia) zeventig jaar. 25 jaar geleden mocht ik haar ontmoeten in Luik…
Barbara Hendricks groeide als dochter van een methodistische dominee op in een volledig zwarte, segretationistische gemeenschap in Stephens (Arkansas). Ze begon natuurlijk in het kerkkoor, maar het is vooral als ze dankzij een beurs aan de universiteit van Nebraska terechtkomt (chemie en wiskunde), dat haar carrière een aanvang neemt. Vooral als ze tijdens een amateur optreden wordt opgemerkt door iemand van de muziekschool van Aspen, die haar uitnodigt daar in 1968 les te gaan volgen bij Jennie Tourel, waarover ze zo tevreden was dat ze haar dochter naar haar heeft genoemd (daarnaast heeft ze ook nog een twee jaar ouder zoontje, Sebastian Amadeus).
Via Tourel belandt ze in New York (Julliard School), waar ze o.m. de masterclass van Maria Callas bijwoont, zoals die door Terrence McNally wordt opgeroepen in zijn bekende toneelstuk. Zij hield er alleszins een negatieve indruk aan over.
Ondanks een beurs moet ze toch nog aan de kost komen als verkoopster van schoenen en van verzekeringen. In 1973 studeert ze af als lyrische sopraan en in Glyndebourne mag ze al meteen een zieke zangeres vervangen. Daar ontmoet ze Martin Engström, die ze in 1976 vraagt om haar manager te worden, als ze zich in Europa komt vestigen. Daar wordt ze eigenlijk ontdekt door Herbert von Karajan al was het maar voor het minieme rolletje van de stem uit de hemel in “Don Carlo” in de opera van Berlijn 1977.
Het is pas in 1986 dat ze in de Met wordt uitgenodigd (voor de rol van Sophie in de Rozenkavalier), een jaar later gevolgd door de Scala (Susanna bij Riccardo Muti). Nog een jaar later heeft ze al de beroemde verfilming van “La Bohème” door Luigi Comencini achter de rug. In 1991 neemt ze met Charles Mackerras een “Zauberflöte” op die ik in mijn bezit heb (zij zingt de rol van Pamina).
Ondertussen is ze getrouwd met Engström en heeft ze zich in Parijs gevestigd, vandaar dat ze uitstekend Frans spreekt, zoals ik mocht ondervinden op een persconferentie in Luik op 1 maart 1994, t.g.v. de uitvoering van “Les illuminations” van Benjamin Britten samen met het Orchestre Philharmonique de Liège o.l.v. Pierre Bartholomée. Sedert ze acht jaar eerder met dit orkest “Les nuits d’été” van Berlioz had gezongen, heeft ze immers steeds een goede relatie met hen blijven onderhouden.
Ze vertelde toen ook zinnige praat over Sarajevo, waar ze tweemaal op oudejaarsavond (1991-92 en 1993-94) om middernacht heeft opgetreden (in een kogelvrij vest) als UNO-ambassadrice voor de vluchtelingen, en vooral over de lakse houding van de toenmalige Amerikaanse regering (“Het is ver van hun bed, met mijn optreden hoop ik het wat dichterbij te hebben gebracht.”)
Datzelfde jaar zou ze voor het eerst een masterclass geven en dan nog wel in Verviers. In 1993 zong ze in haar huidige woonplaats Montreux werk van Duke Ellington, n.a.v. een herdenkingsconcert.
Sinds 1990 is ze ere-doctor aan de KUL en een jaar later kreeg ze het Légion d’Honneur in Frankrijk. Verder verdiept ze zich vooral in de geschiedenis van het anarchisme (Proudhon) en in de Chinese keuken.