« De vervolging van en de moord op Jean Paul Marat opgevoerd door het toneelgezelschap van het krankzinnigengesticht van Charenton onder leiding van de heer de Sade » of kortweg « Marat/Sade » van Peter Weiss is dertig jaar geleden een vroegtijdige dood gestorven in het Gentse Tolhuis-complex dat gedurende dat seizoen door het N.T.G werd bespeeld.
In de gedachtengang van minister Dewael (wiens Vlaanderen Leeft-happening in diezelfde Arteveldestad al evenmin op publiek succes kan rekenen) zouden wij kunnen aanvoeren dat het N.T.G. daaruit maar zijn conclusies zou moeten trekken, maar dat doen wij uiteraard niet. Integendeel, zonder de moegewerkte mens zijn portie ontspanning te willen ontzeggen, vinden wij dat de taak van het gesubsidieerde theater nog altijd op het “volksverheffende” vlak ligt. Wat evenwel niet wegneemt dat we enige bedenkingen hebben bij de programmatie en de aanpak van dit stuk, wat dan een beetje als voetnoot bij het artikel van Johan de Belie, « Het heilige theater van de jaren zestig » (r.v.nr.20) kan gelden.
Wie daarvoor trouwens terugbladert in z’n r.v.-collectie, die willen we meteen ook aanraden nog eens « Politicus de Sade ontmaskert boer Bavo » van Luk Rasquin door te nemen (in nr.16) zodat we alvast ontslagen zijn van een lange uitleg over de historische waarachtigheid van dit stuk, zoals het in de ellenlange titel wordt samengevat. Dit biedt ons onmiddellijk overigens een aanknopingspunt voor onze kritiek: regisseur Ulrich Greiff wond zich op de persconferentie zowaar op toen het verzamelde recensentendom zich verbaasd toonde over zijn opzettelijk « historische » en « klassieke » aanpak. Vooral omdat hijzelf bij de keuze van dit stuk zo de nadruk had gelegd op het verrassende, « revolutionaire », zouden we mogen zeggen « bewustzijnsverruimende » effect dat het destijds op hem (en ongetwijfeld ook op tal van zijn leeftijdsgenoten) had gemaakt.
Hoezeer « de tijden veranderd zijn » (sorry Boudewijn en Bob) moge dus blijken uit het feit dat deze voorstelling ondanks de inspanningen van bijna alle acteurs en ook van decorateur Wolf Münzner, die de faciliteiten van de vroegere sporthal mede dankzij belichtingsspecialist Jan Gheysens op een prachtige manier heeft aangewend, over de hele lijn de mist is ingegaan. De opzettelijk « onaangepaste » regie die geen toegevingen wou doen naar het publiek van de jaren tachtig toe heeft daar vast en zeker schuld aan, maar (en vergeef ons dit eventuele heiligschennis) ter verontschuldiging willen wij toch aanvoeren dat de voornaamste struikelsteen wellicht het stuk van Weiss zelf is dat zeker geen « klassieker » is geworden, zoals Greiff meende, maar dat integendeel amper twintig jaar speelbaar is gebleken. Het mag haast als een symbool gelden dat de « Marat/Sade » wordt afgevoerd om aan de grote vraag naar Dirk Tanghes hedendaagse enscenering van « De vrek » van Molière (nochtans reeds vroeger al eens hernomen) te voldoen… (De Rode Vaan nr.45 van 1988)