Op 23 oktober 1998 namen Kamagurka en Herr Seele op Canvas de gedaanten van “Bob & George” aan en vierde de absurde humor weer hoogtij. Onmiddellijk werden er vergelijkingen gemaakt met de “Raf & Ronny Show”, die door de absurde tweeling met afschuw van de hand werden gewezen. Raf en Ronny zelf (alias Stany Crets en Peter Van den Begin, nu eerder bekend van de televisieserie “Oud België”) wilden op hun beurt dan weer niks te maken hebben met illustere voorgangers als the two Ronnies (Ronnie Corbett & Ronnie Barker), maar waren (net als Mong Rosseel) vol lof over Gaston & Leo, die ze in “Sketch à gogo” overigens briljant parodieerden. Zodat we ons de vraag kunnen stellen: is er eigenlijk wel een fundamenteel verschil?
Humoristische programma’s zijn steeds erg populair geweest op televisie. Als we terugdenken aan de oertijden van het medium hier in Vlaanderen, dan duikt b.v. steeds de legendarische serie “Schipper naast Mathilde” op. Het soort humor dat hier wordt gepresenteerd (vrijblijvend, een beetje oubollig, gemengd met sentimentaliteit), zal uiteindelijk model blijken te staan voor vele jaren later. Of om het duidelijker te zeggen: zoveel verschil is er nu ook weer niet tussen de Schipper en de Collega’s of de Kampioenen b.v.!
Op uitzondering van de immense populariteit van “F.C.De Kampioenen” is de BRTN is zeker geen “kampioen” op dit vlak. Zowel “Hotel Hotel” als “Freddytex” als “Caravans” flopten.
Volgens niemand minder dan Koen Raes zou het succes van “F.C.De Kampioenen” een bewijs moeten zijn van “kwaliteit”. Volgens één van zijn tussenkomsten in de cultuurcommissie van de SP kan die immers gemeten worden: “We kunnen hier wel iets leren uit de commerciële sector. Zoals men het verschil tussen diverse mayonaises kan proeven, kan men b.v. bij humoristische programma’s de lachsalvo’s meten.”
Ik repliceerde daarop: “Maar er wordt meer gelachen bij Urbanus dan bij Freek De Jonghe. Dus: Urbanus is beter?”
Waarop Koen Raes prompt: “Wat humor betreft? Ja! Maar Freek biedt natuurlijk nog veel meer.”
Alhoewel de anderen het met deze stelling ook oneens waren (er riep iemand: “Met Jacques Vermeire wordt nog méér gelachen”), was ik hierdoor toch even uit mijn lood geslagen, maar achteraf dacht ik aan wat ik persoonlijk de beste grap vond in de film “Peter’s friends”, namelijk toen die Amerikaanse scenariste Kenneth Branagh verweet dat hij zo in de wolken was het prachtige oude herenhuis van Peter, terwijl hij in Amerika geweigerd had er zo één te kopen, “en ’t was nochtans helemaal nieuw”. Waarop Branagh: “I rest my case.” Hoeveel lachsalvo’s zou dit opleveren? B.v. in vergelijking met iemand die uitglijdt over een hondedrol? Is het tweede dan grappiger?
GEEN GOEDKOPE HUMOR
Geen wonder dat in een enquête bij jongeren Jacques Vermeire de oscar als “beste acteur” (sic) wegkaapte voor de neus van Jo De Meyere en Jan Decleir. Geen wonder ook dat VTM in 1997 een dusdanig bedrag voor hem veil had dat, zoals Knack het stelde, als hij “gemiddeld één grap per week vertelt – laten we een beetje ruim zijn in de definitie van het woord grap -, dan kosten zijn dijenkletsers minimaal een half miljoen frank per stuk. Bij VTM houden ze niet van goedkope humor.”
Tom Lanoye heeft ook uitgesproken ideeën over humor: “Ik hou me op filosofisch vlak inderdaad bezig met de vraag over de functie van humor. Ik bedoel niet dat ik daar hele dagen loop over na te denken, maar toch iets meer dan Werther van der Sarren, denk ik.”
Lanoye maakt een onderscheid tussen humor die alleen maar wil entertainen en humor die verder wil gaan. “Dat is de echte humor, de humor die door de lach wil gaan i.p.v. alleen maar voor de lach. Vergelijk Jacques Vermeire met Freek De Jonge b.v. Of als ik zo onbescheiden mag zijn: vergelijk Jacques Vermeire met sommige dingen die ik doe. Dat is entertainment tegenover cabaret. Ik vind dat soort humor, zoals die van Jacques Vermeire b.v., zo totaal talentloos, zo onwaarschijnlijk slecht, zo enorm vulgair. Ik heb niets tegen vulgariteit als dat één van de instrumenten is die de humorist ter zijner beschikking heeft. Als het echter zijn eigenheid is, dan vind ik dat niet interessant. Als iemand zijn belangrijkste talent de spanwijdte van zijn muil is, dan vind ik dat niet om te lachen. Eigenlijk irriteert me dat zelfs.”
Mong Rosseel: “Die kwiestenbiebel met zijn scheve smoel? Ik heb zijn nieuwjaarshow gezien en ik was beschaamd in zijn plaats. Zeker als je ermee rekening houdt dat de linksen destijds zoveel kritiek hadden op Gaston en Leo. Ik moet eerlijk zeggen, van hen heb ik nog nieuwjaarshows gezien, waaruit ook ik iets kon leren. Hun moppen mochten dan af en toe een beetje flauw zijn, het waren toch mensen met métier. Maar Jacques Vermeire dat is zo flauw… En toch speelt die nu voor uitverkochte zalen. Dat is ontmoedigend natuurlijk.”
Tom Lanoye: “De vraag wat je als komiek gaat doen, hangt heel nauw samen met het publiek dat je voor ogen hebt. Je kan zeggen: o.k., ik breng alleen maar entertainment en dan passeer je langs de kassa; maar je kan ook zeggen: ik wil af en toe te ver blijven gaan, ik blijf het risico nemen dat mensen die willen dat ik hun constant amuseer voor paal worden gezet. Je kan de macht die je op zo’n moment hebt aanwenden om daar iets mee te doen. Want die macht héb je. Wil je innen of wil je uiten? That’s the question. Ik wil uiten en daarmee kunnen innen. Maar het uiten komt op de eerste plaats. Ik word ook voortdurend aangezocht voor allerlei spelprogramma’s of presentatiewerk, maar ik doe dat niet, niet enkel omdat het me niet interesseert, maar ook omdat ik weet dat ik daardoor uiteindelijk zal opbranden, juist omdat het mij niet interesseert. Ik heb één keer op een personeelsfeest opgetreden en ik heb dat bewust helemaal in de soep laten gaan – dat kan je nalezen in Vroeger was ik beter – omdat ik daar voor een publiek stond dat zich totaal niet voor mij interesseerde, dat alleen maar verwachtte dat ik daar een beetje de leuke Belg kwam uithangen. Ik heb dan prompt al mijn schunnigste, vulgairste, mottigste materiaal bij elkaar geraapt tot iedereen de zaal uit was. Dat contract was via een theaterbureau afgesloten en ik had nochtans heel uitdrukkelijk gevraagd van mij niet op dergelijke feesten te laten optreden. Dààr valt in Holland nochtans het meeste geld te rapen. Maar dat doe je gewoon niet. Ik wil wel geld verdienen, maar dan om die dingen te kunnen doen, die ik wil doen. Om rustig aan een boek te kunnen werken b.v. Maar niet om een villa neer te poten in Brasschaat.”
Mong Rosseel: “Met Vinaigrette zijn we in Nederland in dat circuit terechtgekomen. Dat is eigenlijk allemaal nog begonnen ten tijde van Het Volle Leven. Dat is een stuk van Peter Van Straaten en die is waanzinnig populair in Nederland. Op een dag speelden we dat stuk eens in een prachtig kasteel in Tilburg met een publiek dat voor het grootste gedeelte in smoking zat, maar dat toch wild enthousiast reageerde. Via dat optreden kwamen we dan op een congres voor gynecologen terecht en dan voor huisartsen, notarissen en wat weet ik nog allemaal. Ondertussen was Het Volle Leven reeds opgedoekt en was Vinaigrette in de plaats gekomen. En zo komt het dat we dat de ene dag in Eindhoven spelen, waar we een speciale kleedkamer ter beschikking krijgen met televisie e.d., en ’s anderendaags in Eernegem b.v., waar de zaal zelf nog niet eens zo groot is als die kamer. (…) Ik denk dat het ook met onze leeftijd te maken heeft. Dat is immers ook ongeveer de leeftijd van die notarissen en zo. Het valt dan ook geregeld voor dat er tijdens de pauze mensen naar ons toekomen die zeggen: in mijn studententijd ging ik altijd naar jullie kijken! Daar komt nog bij dat het qua vorm eigenlijk heel beschaafd cabaret is. Met Fabien aan de piano lijken we wel het vroegere gezelschap van Ivo De Wijs!”
ABSURDE HUMOR
Enkele jaren geleden was “Lava”, de uitbarsting van Kamagurka en Herr Seele, een enorm succes bij de jeugd. Enkel het gelipte optreden van een popgroep en het inbrengen van een aantal live-sketches die het ritme vertraagden werden bekritiseerd. Dat optreden van een popgroep hadden ze natuurlijk van “The Young Ones” gejat en ook voor de rest kon je dit punk-humor noemen. Kamagurka, jaren later in “De Morgen” (18/1/1997): “Vroeger kwam veel van wat we deden voort uit de punkgedachte. Ik vraag mij nu af of de punk wel heeft bestaan. Het zal wel een soort illusie geweest zijn, of een marketingproduct. In dat klimaat was zogezegd alles mogelijk, maar je moest er toch niet aan denken om bijvoorbeeld dwarsfluit op een podium te spelen. Je zou die dwarsfluit wellicht op een onverwachte plaats hebben teruggevonden, waar ze trouwens ook thuishoort.”
Voor de tweede reeks werden die storende factoren eruit gehaald, zodat de weg breed open lag voor nog méér succes. Het tegendeel was echter waar, want hiervoor werd ene Wendy van Wanten aangetrokken, waardoor het niveau van spitsvondige onderdelen zoals “Wally in space” en “Madame de Coeur Brisé” naar beneden werd gehaald. Al kon men zich ook afvragen of deze beide formules niet uitgemolken waren. Vandaar trouwens dat het niet omwille van de mindere ontvangst was dat er geen derde reeks meer kwam. Daarover waren de makers het immers zelf al eens nog voor de tweede reeks op het scherm kwam. Het is gewoon te uitputtend. Over zijn werkwijze vertelt Kama: “Samen met Peter Van Herzele (Herr Seele dus) ga ik aan tafel zitten met een groot wit blad voor ons. Dat schrijven we dan zo vlug mogelijk vol. De angst voor het witte blad, weet je wel. En dan beginnen we te discussiëren en te schrappen. Wat overblijft zou grappig moeten zijn, niet alleen voor ons beiden, maar ook voor andere mensen. We zijn er ons echter wel van bewust dat wijzelf nog voor een té marginaal publiek werken om daarrond een televisieserie te maken. Daarom was de inbreng van regisseur John Erbuer erg belangrijk. Hij vertaalde onze ideeën naar een groot publiek. Sommige zaken gingen er dan uiteraard uit, hij voegde ook eigen ideeën toe. Maar wel volledig met onze goedkeuring.”
In 1996 waren Kama en Herr Seele op Nederland 3 te zien met “Wees blij met wat je hebt”. In de VPRO-gids zegden ze dat ze het programma in ons land nooit hadden kunnen maken: “De commerciële zenders zijn platzak, zitten met de handen in het haar en weten gewoonweg niet meer welke richting ze uit moeten. Het zijn ontzettende angsthazen, want ze zijn afhankelijk van het geld van de reklame. En bij de BRTN is het heel slecht, dat is net het voormalige Oostblok, met politiek benoemde televisiemakers. Echte dommeriken in onze ogen, die alternatieve televisie geen kans geven.”
Maar sedert de BRTN VRT heet en Bert De Graeve er de zweep op legt, zijn de “dommeriken” blijkbaar geleerd en dus keerden Kama & Seele op 23/10/1998 terug in eigen land met “Bob & George”, een surrealistische sitcom. Evenwel voor niet lang.
MEER MOET DAT NIET ZIJN
Een mildere vorm van absurde humor wordt in het Peulengaleis gebracht door Hugo Matthijssen en zijn alterego Bart Peeters. Al zullen vele mensen zich ongetwijfeld storen aan de sketches rond de janetten in de Makro, de dubbelgelaagde porno-acteur Patrick en natuurlijk “Koken met Jezus”. Al kan men juist aan de hand van dit laatste vaststellen dat er veel gewijzigd is sedert Urbanus twintig jaar geleden Jezus een pak friet liet bestellen op het laatste avondmaal.
Urbanus is ook ooit gestart met absurde humor (korte filmpjes op de BRTN, die een beetje in de lijn lagen van Het Manneke van Jef Cassiers uit 1961), maar mede door zijn medewerking aan VTM (b.v. “Meer moet dat niet zijn”) is hij dat gaan afzwakken om gemakkelijker begrepen te worden door een groot publiek. Een zelfde niveauverlaging stelden we b.v. vast bij Luk Wijns (“De familie Backeljau”) die nochtans ooit als de nieuwe Vlaamse humor-hoop mocht worden bestempeld.
De titel van het programma van Urbanus was overigens een zwaar understatement. Want om echt tot humor op een behoorlijk niveau te komen, mag het wél wat meer zijn. Dat geldt trouwens ook voor de meeste, zo niet àlle, andere humoristische programma’s zowel van de openbare als van de commerciële omroepen. We hebben het in dat geval natuurlijk over kwalitatieve aspecten, want kwantitatief gezien is er zeker humor genoeg op de beide zenders. Toch valt er vooral op het “pretnet” maar weinig pret te beleven. Neem nu “De Kotmadam”. Veel beter dan “Benidorm” of “Bompa” is dat toch ook niet.
’t Is erg dat een mens het moet zeggen, maar uiteindelijk waren Gaston en Leo inderdaad misschien nog de plezantsten in Vilvoorde, aangezien Mike en Guido hun grappen binnenskamers hielden (allé, toch in de tijd vóór Guido De Praetere met zijn Baziel-typetje naar buiten zou komen).
Toch heeft dat ons er niet van weerhouden — hun onmiskenbaar succes bij een groot publiek indachtig — hun nieuwe showprogramma « Carrousel » te gaan bekijken. Alsof we onszelf wilden overtuigen van wat we reeds vermoedden.
En dat gebeurde dan ook. Wanneer een krant als de « 24-uren » beslist niet meer te verschijnen bij gebrek aan belangstelling, verheugen we ons bij de gedachte dat de Vlaming dan blijkbaar toch zo dom niet is om een dergelijke krant te pikken. Deze gedachte krijgt een deuk bij het aanschouwen van Gaston en Leo. Dit spektakel is in al zijn vormen ongenietbaar. De sterke mimiek en het toch wel aanwezige acteertalent van Gaston en Leo ten spijt. Vooral Gaston geeft zijn typetjes plezierig gestalte. Beweren dat niet af en toe een lach spontaan in ons opwelde, zou overdreven zijn. Zulke zuurpruimen zijn we nu ook weer niet.
Alhoewel, misschien ? Een rondblik in een tot schaterlach bewogen zaal, deed ons ongemakkelijk in onze zetel wriemelen.
Het gebruik van draadloze geluidsversterking in een goed akoestische zaal als de Arenbergschouwburg kwam dit showprogramma zeker niet ten goede. Vooral John Terra, die met het showorkest Roadband voor de muzikale afwisseling zorgde, was hiervan het slachtoffer. Zonder verder de verdiensten en de populariteit die Yvonne Verbeeck in haar lange en bloeiende carrière heeft weten op te bouwen in twijfel te trekken, hoefde haar « ronddwarrelen » in deze show voor mij echt niet. De enige waar we soms geamuseerd hebben zitten naar kijken is Jan van Deyck die enkele leuke komische solo-nummers brengt.
Maar we zeiden het reeds : wie zijn wij om Gaston en Leo niet leuk te vinden? De zaal was uitverkocht, het publiek beleefde dolle pret, het succes van Vlaanderens grootste grapjassen is verzekerd. (*)
Alhoewel Pol Goossen terecht opmerkt in Humo van 21/4/1998: “Vroeger moest je er vooral voor zorgen dat je als acteur niet in Frituur Terminus werd betrapt, tot Jan Decleir ging meespelen; toen werd het ineens kunst. En werden Gaston Berghmans de proporties van een Shakespeare-acteur toegedicht.”
SATIRE
Het moeilijkste op televisie, en zeker de Vlaamse televisie, is politieke humor of satire. “TV-Touché” van Herman van Molle was nog erg mild en toch kon het niet. Dat was al zo ten tijde van Anton Peters. Medewerker Jef Burm getuigt: “Voor mij is de BRTN nog altijd een Belgische zender, waar men toevallig Nederlands spreekt. Dat was zo al in de tijd dat ik met Anton Peters aan cabaret deed. Toen ook al mocht aan een massa heilige huisjes niet geraakt worden, zodat we er uiteindelijk beter mee konden stoppen. Nog niet zoveel jaren geleden is TV-Touché ook moeten stoppen omdat de politici er niet tegen konden. De tijden veranderen dus nauwelijks.” (GVA, 3/4/93)
Dat van Molle echter een humoristisch talent is en blijft, bewees hij met zijn terugblik op het Eurovisie-songfestival. Misschien het grappigste programma ooit gemaakt! Dat de BRTN dit uitzond vlak voor het begin van alweer een nieuwe aflevering van dit onding, bewees dat men er toch niet vies is van zelfkritiek. Dat mag toch ook wel eens gezegd worden. Bij VTM zou het nog duren tot “De Raf & Ronny Show” (1998) vooraleer zoiets kon!
RAF & RONNY
Stany Crets en Peter Van den Begin waren na een ruzie met Luc Perceval uit het “Ten oorlog”-project van Blauwe Maandag gestapt en verwerkten hun frustaties in deze sitcom, die ze tot veler verbazing niet aan de VRT maar wèl aan VTM kwijt konden.
Het is duidelijk dat “Raf & Ronny” eigenlijk geboren is op de set van “Alles moet weg”. Niet alleen wegens de vriendschap tussen de twee hoofdpersonages, maar ook Jaak van Assche als “de sympathieke slechte”.
Maar buiten de “steken” naar hun eigen werkgever (wat inderdaad nieuw is voor die zender) bleek hun nogal platte humor, die ze ook in Blauwe Maandag-producties als “Wilde Lea” of “Faeces” hadden tentoongespreid, echter volledig te passen binnen de zender. De stap van “Gaston & Leo” naar “Raf & Ronny” is inderdaad heus niet zo groot. Zeker niet als men weet dat de vader van Peter Van den Begin, Willy Van den Begin, ooit de eerste partner was van Gaston Berghmans. Vandaar allicht dat Peter bijna een perfecte kopie ervan neerzet in het latere “Sketch à gogo”. Dit was al veel beter dan “Raf en Ronny”, maar steeds meer bleek dat Crets en Van den Begin bij VTM hun ei niet kwijt konden. Voor 2005 tekenden ze dan ook een exclusiviteitscontract bij de VRT. Hun eerste volavondshows rond een bejaard echtpaar waren echter een flop. Toen diepten ze de personages van Debby & Nancy weer op (bij VTM hadden ze in die hoedanigheid ooit nog een talkshow gepresenteerd) en dat bleek wél bingo. Zelf heb ik daar echter niet naar gekeken, want ik heb al genoeg in vrouw verklede mannen gezien in mijn leven.
HOE VER KAN JE GAAN?
Zich verschuilen achter een typetje wordt bijna in levende lijve gestalte gegeven door Dré Steemans, alias Felice Damiano: “Voor mij is Felice een soort testcase hoe ver je kan gaan met mensen, want het is natuurlijk gemakkelijk om me achter die figuur te verschuilen. Dat biedt veel meer mogelijkheden. Van hem wordt immers veel meer aanvaard. Op langere termijn moet ik echter iets meer diepgang kunnen vinden en Felice weerhoudt me daar wel een stuk bij.”
Destijds vroeg ik aan Dré Steemans of Felice ook op VTM zou kunnen? “Zeker en vast niet. Dit soort breeddenkendheid is daar totaal niet mogelijk. Het essentiële verschil is dat de BRT aan mij vraagt om het concept mee te bedenken, terwijl men bij VTM vraagt of je in een programma kan gedropt worden. En ik zit hier niet zo maar wat uit mijn nek te lullen, want een aantal productiehuizen die voor VTM werken hebben me effectief ook dat aanbod gedaan. Maar dan ben je een marionet waarmee men alle richtingen uitkan en dat zal ik nooit doen. Dat heeft de BRT dus wel voor: dat men rekening houdt met wat we zelf wensen. We zijn geen hoofden die zo maar ergens in te passen zijn. Het probleem is dat VTM denkt dat Vlaanderen verschrikkelijk dom is. En dat is dus niet zo. Ik denk dat het publiek voortdurend onderschat wordt. Dat heeft gewoon met levensfilosofie te maken. De meeste mensen kiezen, ook in hun privé-leven, voor de gemakkelijkste oplossing. Mensen willen gelééfd worden. Ze worden niet geënthousiasmeerd. Maar het medialandschap heeft daarin een verantwoordelijkheid, net zoals het onderwijs. Uiterààrd is het normaal om na acht uur afstompend werk in een fabriek je sloffen aan te trekken en een gemakkelijke pyjama en vooral niet te hoeven nadenken. Maar door Felice werd ik b.v. in staat gesteld om een theaterproductie op te zetten rond de erotische verhalen van Boccaccio. Doordat mensen Felice kennen kwamen zij dus met een bepaald verwachtingspatroon naar die theatervoorstelling, die in feite vergelijkbaar is met de manier waarop Jan Decleir Dario Fo brengt. En dan blijkt dat ook die mensen zich fantastisch amuseren en dat die vorm van theater ook voor hen toegankelijk is. De oorzaken van racisme zijn eigenlijk op hetzelfde gestoeld. Leer mensen kijken, laat b.v. wat meer migranten binnen de media infiltreren.”
In tegenstelling tot de regelrechte hype die er weer rond werd gecreëerd, was ik niet weg van “In de gloria” (Canvas, lente 2000). De reden is dat ik het “humor met pruiken op” noemde. Daarmee bedoel ik dat er eigenlijk geen surplus was. Geen echte eigen humoristische inbreng. Men speelde gewoon iets na, zoals men dacht dat dit zich wel zou kunnen voordoen, en juist die wetenschap alleen moest voldoende zijn om tot lachen aan te zetten. Soms lukte dat dan ook al eens (het hilarische “in mijn poep”), maar meestal zag ik gewoon wat ik in de programma’s die men wilde hekelen ook zag. Wat ook maakt dat ik dit wél lachen “met de gewone man” vond en niet met de màkers van dergelijke programma’s, zoals de fans dan steevast beweren.
Referenties
Ronny De Schepper, Humor op TV: het mag wél wat meer zijn, Graffiti juli 1991
Ronny De Schepper, Humor op het televisiescherm, Nitro november 1998
Ronny De Schepper, Humor op het televisiescherm, Pogen september 1999
(*) Piet Loose, Gaston en Leo: begraven, De Rode Vaan nr.49 van 1984. Ik moet eerlijkheidshalve toegeven dat mijn mening niet erg verschilt van die van Piet. Dat wil echter niet zeggen dat ik het duo nooit zou kunnen appreciëren. Een hele leuke vind ik b.v. dat rekensommetje dat altijd klopt (alhoewel het telkens verkeerd is) en natuurlijk is er Joske Vermeulen van de Trammesantlei. Hierbij moet ik echter wel aanstippen dat het een grote ontgoocheling was toen ik hoorde dat de clou van de hele sketch (“ik kan hem niet uit zijn box krijgen”) eigenlijk teruggaat op een conférence van Wim Sonneveld!
http://www.debbyennancy.be
LikeLike