Vandaag is het ook al vijftien jaar geleden dat de Belgische producer Marc Moulin is overleden. Als hij al bij “het grote publiek” bekend is dan zal dat door zijn optreden op het Eurovisiesongfestival zijn, waar hij met zijn toenmalige groep Telex de parodie “Neurovision” bracht. Voor mijzelf was hij echter vooral een gezel bij eenzame studieavonden op mijn “studentenkot” in de Brugsepoortstraat (Gent), toen hij mij met zijn laatavondprogramma op de RTB, “King Kong”, gezelschap hield. Via hem heb ik toen Robert Charlebois leren kennen en dat zal aanleiding geven tot een aantal interessante ontmoetingen, zoals ik elders heb verteld. Dat moet in 1973 geweest zijn en niet lang daarna hoorde ik dat hij met zijn toenmalige groep (voorafgaand aan Telex), Placebo, een nummer had geschreven dat hij als titel “Temse” had meegegeven. Daar moest ik uiteraard meer over weten en daarom schreef ik hem een brief…

Op 15 maart 1974 schreef hij mij als antwoord:
“Cher R.,
J’ai appelé un morceau Temse parce que nous avons joué là il y a un an et demi, et que j’aime bien cet endroit.
Je vais me renseigner auprès des musiciens de Placebo pour voir si on peut jouer le 6 avril.
Vriendelijke groeten (?)
Marc Moulin”

Het vraagteken achter “vriendelijke groeten” is van hemzelf, omdat hij blijkbaar onzeker was wat zijn kennis van het Nederlands betreft.
Blijkbaar had ik hem ook gevraagd voor een optreden. Ik kan me niet meer herinneren waarvoor dat dan wel mag geweest zijn. Misschien op de benefietavond voor Chileens vluchtelingen die we met de jongerengroep De Veldstraat dat jaar hebben georganiseerd? Hoe dan ook, Placebo is nooit (meer) komen spelen in Temse.
Waar dat eerste optreden plaatshad, weet ik ook niet. Daar moet alleszins weinig ruchtbaarheid aan gegeven zijn, want anders had ik dat zeker bijgewoond. Ik heb zelfs een lichtblauw vermoeden dat Placebo gewoon eens te gast is geweest bij de Vlaamse groep met een vergelijkbaar repertoire, namelijk Shampoo. Shampoo had namelijk een repetitielokaal op de Velle, wat niet zo verwonderlijk was want de Velle hoort bij Temse maar ligt geografisch ook heel dicht bij Sint-Niklaas. En op z’n minst drie leden van Shampoo waren afkomstig van Sint-Niklaas: saxofonist François Maes, bassist Rudi Pincé en drummer Marcel De Cauwer. De Cauwer was pas daarvóór uit The Pebbles gestapt en had toetsenist Luc Smets (*) meegebracht, die zowat de leidende rol op zich had genomen. Ook nu nog spelen De Cauwer en Smets samen, zij het met een heel ander repertoire. Als The Romantics zijn zij zo’n typische sixties-revivalgroep, Shampoo daarentegen bracht, net als Placebo dus, een veel ingewikkelder genre dat toen jazzrock werd genoemd.
Rond 1976 bracht Marc Moulin een solo-elpee uit onder de grappige titel “Sam Suffy”. Die werd in Tliedboek dan ook besproken door een man met een grappige familienaam Jacques Tiete, alhoewel het heel flauw is om met iemand zijn familienaam te lachen. Die mijnheer Tiete kwalificeert Moulins muziek als “moderne jazz” en voegt eraan toe dat hij “buiten hem slechts twee noemenswaardige namen” ziet als vertegenwoordigers van dat genre. Dat blijken dan Koen De Bruyne en Karel Bogard te zijn, “als je die eigenlijk wel in één adem mag noemen” voegt hij er vergoelijkend aan toe.
In datzelfde stuk geeft Marc Moulin zijn mening over Kandahar: “Ik loop er niet stapel van, maar ik daar liever niet op antwoorden, omdat de smaak toch zeer persoonlijk is, en vooral, omdat het iets anders was dat me aantrok bij Kandahar, en dat was de manier waarop ze te werk zijn gegaan om die plaat uit te brengen. Wanneer ik die tekst bij hun plaat geschreven heb, had ik trouwens de muziek ervan nog niet gehoord. Dat heeft er dus niets mee te maken. Ik ben wel wat ontgoocheld, omdat die muzikanten volgens mij wel beter kunnen. Maar ik vind dat dergelijke initiatieven gesteund moeten worden. Ze moeten vlug een nieuwe plaat maken.”
Marc Moulin wordt op de elpee “Sam Suffy” bijgestaan door het kruim van onze Franstalige landgenoten die met een instrument overweg kunnen: gitarist Philip Catherine, trompettist Richard Rousselet en de drummers Garcia Morales en Bruno Castellucci. “Men erkent (sic) hierin wel eend eel van de leden van Pork Pie, de groep van Jasper van ’t Hof, zelf ook op keyboards,” aldus onze vriend Tiete.
Volgens Moulin was het album bedoeld “als een soort adieu aan de Amerikaanse jazzmuziek”. Vandaar dat hij er de nadruk op legt dat het Franse titels zijn, ook al knipogen ze tegen honderd per uur naar het Amerikaanse origineel. Zo is er “Le Saule” (soul), “La Blouse” (blues), “La Bougie” (boogie) en “Le beau galop” (boogaloo).
De keerzijde bestaat uit één nummer (“Tohubohu”) dat tegen free jazz aanleunt en waarin men o.a. drummen op water hoort naast een stoomlokomotief en een nijlpaard. “Het duurt net niet lang genoeg om vervelend te worden,” besluit Jacques Tiete.
Marc Moulin gaf dat jaar in Humo zijn lijstje van beste platen van het jaar en dat waren dan o.a. “Songs in the key of life” van Stevie Wonder, “Chicken skin music” van Ry Cooder, “Live at CBGB’s” (diverse) en “Frenchin’ the boogie” van Clifton Chenier. De rest van de opgesomde platen kén ik niet eens.
Uiteraard was Moulin ook eens te gast op het Feest van de Rode Vaan, al is hier de benaming Fête du Drapeau Rouge uiteraard eerder aangewezen. Dat was op zondag 11 september 1977 in de vooravond. In De Rode Vaan schreef ik hierover: “Placebo zelf verwisselt nogal eens van bezetting zodat we ons aan geen pronostieken wagen over de samenstelling, temeer daar het deze keer een ‘big band’ is die aangekondigd wordt. Met Marc Moulin, de bezieler van de groep werd in Tliedboek nr.34 een vraaggesprek afgedrukt waaruit volgende passus:
– Placebo is een studiogroep?
M.M.:
Placebo was inderdaad niet bedoeld als podiumgroep. Ik had enkele compositie-ideeën, maar ik ben een echte amateur: ik werk en heb daardoor niet veel tijd over om te repeteren, wat een groep die veel wil optreden wel nodig heeft. Zo ben ik dan met hen eerder een plaat gaan maken.
– Speel je nog met Placebo?
M.M.:
Voor het ogenblik (zomer ’75) niet. Ze hadden na de plaat een zeer slecht optreden, namelijk in de Beursschouwburg. Nu denk ik er opnieuw aan om Placebo te hernemen en tegelijkertijd uit te breiden tot een groep van ongeveer twaalf man.”
Blijkbaar was ik door dit interview eerder afgeschrokken dan aangespoord, want ik kan me niet herinneren dat ik het optreden heb bijgewoond. Ik herinner me wel een optreden van een groep met o.a. Richard Rousselet en de bekende drummer van het RTBF-orkest Freddy Rottier, die allebei vaak met Marc Moulin hebben gespeeld, maar ik ben er niet zeker van dat dit het geval was bij dat optreden. Ik zou het ook eerder in het kader van het Festival van Vlaanderen situeren of desnoods in Vooruit, maar niet in een tent nabij het Flageyplein, waar het RV-Feest toen plaatsvond.
Ook n.a.v. de elpee “Neurovision” heb ik een stukje aan hem gewijd in De Rode Vaan:
“Lange tijd was Marc Moulin van RTBf een cultfiguur bij de liefhebbers van ‘betere radio’. Zijn uitzendingen ‘Cap de Nuit’ en ‘King Kong’ werden met rode oortjes beluisterd. Ook in Vlaanderen, al was het maar omdat Marc elke dag één (1) Vlaamse plaat draaide. Maar helaas, toen kwam hij met het idee van Radio Cité aandraven – een soort van gelegaliseerde piratenzender zonder publiciteit – en dat bleek jammer genoeg als een bom in te slaan. Jammer genoeg, zeg ik, want in ons landje klein is alles wat naar succes zweemt als bij voorbaat verdacht, men zwéért hier bij de marginaliteit.
Maar goed, als men een hond wil slaan vindt men wel een stok. En die stok was in het geval van Moulin dat hij zich ondertussen in een nieuw muzikaal avontuur had gestort, samen met architect Michel Moers (van Les Lundis d’Hortense) en klankentapper Dan Lacksman (van “Laat me nu toch gerust met laat mij nu toch niet alleen”). Telex dus. En alweer bingo. Maar dat maakt ook dat Telex voorkomt op de playlists van Radio Cité, evenals andere producties waaraan Marc Moulin op de een of andere manier heeft meegewerkt. En dat is bij een heleboel lieden in een verkeerd keelgat terecht gekomen.
Vandaar dat de nederlaag van Telex in het Eurovisiesongfestival hier eerder op gejuich dan op jammerklachten werd onthaald. Nochtans kan dit de opmars van Telex alleen maar vertragen, maar niet tegenhouden. De bijbehorende elpee Neurovision is daarvan nogmaals een bewijs.”
Jahsonic reageerde hier op 30 september 2008 met: “Fijn artikel, zeer fijn. Bedankt. Dit gaan we niet snel in de kranten lezen, tenzij jij, net zoals blogger Dirk Leyman, in de kranten schrijft natuurlijk. Samen met Sensotheque, De Papieren Man, Achille van den Branden behoor je tot de top 5 van mijn Belgische blogs. Op momenten zoals deze zou ik graag Freddy de Vree’s obit voor Marc Moulin lezen.”

Ronny De Schepper

(*) Ondertussen is ook Luc Smets in Temse, meer bepaald in een andere deelgemeente, Steendorp (Kerkhofstraat), komen wonen en daar onlangs overleden.

3 gedachtes over “Marc Moulin (1942-2008)

  1. In Zeeuws Vlaanderen werd indertijd meer naar Belgische zenders dan naar Hollandse geluisterd. Je had toen de verschrikkelijke schreeuwers Frits Spits en Felix Meurders op Hilversum 3. Goede herinneringen juist aan Marc Moulin en JP Hautier in het weekend met Radio Cité. Maar ook aan Gust Decoster, Wiet van Broekhoven, Rik Moens (Zand erover) en natuurlijk Guy De Pré en Luc Jansen (Domino).

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.