Het zal morgen alweer vijftien jaar geleden dat de legendarische Gentse weerman Armand Pien is overleden. In de tijd dat ik op De Rode Vaan werkte, heb ik hem in de rubriek “aan het lijntje” eens telefonisch geïnterviewd. (Met dank aan Lode Willems voor de foto met zijn idool.)
« Vlàààànderen mijn land », « Er is maar één land dat het mijne kan zijijijn », « Mijn Vlaaaaaaanderen heb ik hartelijk lief ». Je had in de voorbije meimaand wel een horde franskiljons nodig om je tot dergelijke liederen te laten verleiden. Het hondenweer dat ons nu al dagen teistert, doet ons immers eerder naar paradijselijke eilanden of tropische stranden verlangen. We vroegen aan « weermaker » Armand Pien of het nogal morbiede karakter van de Vlaming niet ten dele te wijten is aan de vele bakken regen die steeds over hem worden uitgestort.
A.P. : Ik denk wel dat het weer een invloed heeft op vele mensen, meer op de dames dan op de heren, vind ik. Maar vorig jaar was het in mei nog veel slechter, hoor. Eén van de somberste en de natste maanden die we ooit hebben meegemaakt was dat. Dit jaar stellen we wel vast dat er zeer lage temperaturen zijn, voornamelijk overdag. We moeten bijna tot 1902 teruggrijpen, toen de maand mei vijf graden lager was dan normaal. Nu komt dat ongeveer op drie graden. Het is ook één van de maanden mei met de laagste maximum-temperatuur. Op 18 mei hebben we slechts 19,7° opgemeten, dus de twintig graden werden niet eens bereikt. En dat is zeer uitzonderlijk.
— Terecht zegt u dat het vorig jaar ook al godgeklaagd was en in zo’n gevallen duikt steeds weer die obsessie op van een opnieuw naderende ijstijd. Wat is daar van aan ?Wordt het weer inderdáád slechter ?
A.P. : Het weer verslecht niet, het blijft steeds ongeveer gelijk. Als wij hier in West-Europa eenmaal op de tien jaar een mooie zomer hebben dan is dat een normaal verschijnsel en dan moet je rekenen dat we er zopas twee goeie na mekaar hebben gehad in ’82 en ’83. Alles is dus normaal. Onze zomers worden nu eenmaal gevormd door een afwisseling tussen regenperiodes en mooi weer. Wij wonen niet in een gebied waar continu mooie zomers voorkomen.
— Vandaar misschien dat morbiede karakter. ’t Is zelfs zo erg dat als we dan toch eens een mooie zomer hebben, dat er dan zelfs een liedje wordt over gemaakt (« ’t Is weer voorbij die mooie zomer »). Daarin komt o.a. voor « die zomer die begon zowat in mei ». Moeten we daarom nu al beginnen wanhopen ? Kan met dit weer de zomer nooit meer iets worden ?
A.P. : Nee, dat kan gerust nog goed komen, kijk maar naar vorig jaar toen is ie precies op 1 juni begonnen. Op dit moment weet natuurlijk nog niemand hoe de zomer precies zal verlopen. Wetenschappelijk kan dat niet worden vastgelegd, zelfs niet met computer, want die geven maar voorspellingen tot zeven dagen.
— Nog zo’n typische opmerking bij slecht weer is dat het allemaal voortkomt vanwege proefnemingen in de ruimte en zo ?
A.P. : Dat heeft er absoluut niets mee te maken. Al die ruimtetuigen en zelfs bovenaardse atoomproeven, die gelukkig niet meer gebeuren, hebben geen invloed op het weer.
— Geven de mensen ook soms jou niet de schuld ?
A.P. (lacht) : Jajaja ! Na 31 jaar televisie ben ik een beetje vereenzelvigd met het weer. Als het dus slecht is, vinden de mensen inderdaad soms dat het mijn schuld is. Toch nemen ze dat tegenwoordig met een korreltje zout, want de mensen maken meer en meer kennis met de wetenschap — althans dat tracht ik toch te doen via de televisie — en ze beginnen stilaan te begrijpen dat wij slechts de waar kunnen brengen die ons wordt voorgeschoteld.
— Denk je inderdaad dat gewone kijkers weten wat isobaren zijn en dergelijke ?
A.P. : Allemaal niet, nee, maar mijn ondervinding is dat de jeugd dat geleidelijk beter begint te weten. Mijn generatie heeft daar nooit interesse voor gehad, maar ik hoop toch dat ik mijn weerpraatje een beetje begrijpelijk maak. Met nieuwe begrippen zoals nu die straalstroom, kan het anderzijds ook bijna niet anders dan dat leerlingen vragen beginnen stellen op school en dat de leraar dan wel verplicht is eens een boek te openen om dat uit te leggen. En isobaren en gebieden van hoge en lage luchtdruk dat staat in praktisch alle boeken van aardrijkskunde. Dat zijn de basisbegrippen van de meteorologie.
— Kortom je moet zo vaak slecht weer aankondigen dat je een grapje hebt ingebouwd om de pil een beetje te vergulden ?
A.P. : In feite is dat zo, ja, want niets is zo droog als over ons nat weer spreken.
Hahaha, dat is een goeie !
Referentie
Jan Draad, Armand Pien aan het lijntje, De Rode Vaan nr.24 van 1984