Ooit ontsloot een vriendin een gammele, vuilgroene deur, die zich tussen twee herenhuizen bevond. En opende daarmee het perspectief op een beluik, een besloten hofje waar kasseistenen overwoekerd werden door onkruid; de huisjes rondom waren bijna allemaal vervallen. Met de simpele handeling, het openen van een deur die tussen de boulevardgevels niet opviel, leerde zij me wat doordacht reizen betekent. Het was de stap in een totaal andere, onbekende en irreële wereld. Het ruimtelijke reisaspect was klein, enkele stappen; veel groter was de reis in de tijd die ons van de grootstad naar eeuwen terug bracht. Het was de trip van de warmte en het scherpe zonlicht met genadeloze contouren, naar de koelte van een schaduw die ons mild ontving. Het was de sensatie geconfronteerd te worden, in de luide namiddagdrukte van een grootstad, met de huiver dat achter je de schim van de Golem zijn hand naar je zou reiken, een Golem die je dus toch ruimtelijk bijna duizend kilometer voerde en van daaruit ook de literaire reis van de verbeelding opstartte. Het was het wegvallen van de massa, de sensatie van de eenzaamheid; het ontdekken van nieuwe emoties, het herontdekken van verloren gewaande emoties. Het was de gefantaseerde reis van Alice, van Gulliver, van Bilbo Balings. En het zou dus ook de reis van een herinnering worden : het nu teruggrijpen, het nu noteren van indrukken… wat de cirkel die elke reis is, voorlopig sluit : de reiziger die daar toen vertrok, is er vandaag weergekeerd, eventjes, op doortocht. En sluit eigenhandig de deur van het beluik.
PARALLELLE WERELDEN
Ik ben verzot op parallelle werelden. Wees gerust, enkel in de literatuur en aanverwanten. Het spreekt dus vanzelf dat ik met belangstelling naar miniserie “Lost in Austen” van Dan Zeff uit 2008 heb gekeken. Deze gaat immers over Amanda Price, een jonge vrouw uit Hammersmith (Londen), die zodanig gepassioneerd is door de verhalen van Jane Austen dat ze op een bepaald moment met Elizabeth Bennet (het hoofdpersonage uit “Pride and Prejudice”) van plaats verwisselt en dat via een verborgen deur in haar badkamer. Wat er met Elizabeth Bennet (gespeeld door Gemma Aterton) in onze moderne wereld allemaal gebeurt, dat laat de auteur Guy Andrews (alleszins toch in de eerste van de vier afleveringen) nog in het midden, maar we volgen wel Amanda Price (rol van Jemima Rooper) in de parallelle wereld van Jane Austen.
Dit is dus een typisch voorbeeld van een “parallelle” wereld waar men via een “magische poort” geraakt. Algemeen wordt aangenomen dat de “uitvinder” van de “time gate” niemand minder dan Robert Heinlein is, meer bepaald in zijn verhaal “By His Bootstraps”. Hier, net als in de meeste SF-boeken, is zo’n “time gate” gewoon een gadget waarmee men spannende (“Stargate”) of grappige (“Time Bandits”) avonturen kan laten beleven, maar in “Slaughterhouse Five” van Kurt Vonnegut jr. gaat het toch iets verder. De hoofdfiguur Billy Pilgrim is immers een soort van ‘tijd-spasticus’. Hij springt zonder het te willen voortdurend vooruit en achteruit in de tijd en dikwijls komt hij zo op een andere planeet terecht, Tralfamadore. Bij de eerste vermelding van zijn heen-en-weerreizen door de tijd is er sprake van deuren: ‘Hij stapte een deur binnen in 1955 en kwam in 1941 door een andere deur naar buiten. Hij ging door dezelfde deur weer naar binnen en toen was het 1963.’ Maar het boek staat verder vol met deurloze overgangen zoals: ‘B.P. knipperde met zijn ogen in 1956 en belandde in 1963’. (*)
Het thema wordt zelfs nog serieuzer aangepakt in een andere roman, namelijk “The time traveler’s wife” van Audrey Niffenegger. Het boek zelf heb ik nog niet gelezen, maar ik heb wel de gelijknamige film gezien van Robert Schwentke uit 2009. Daarin maakt Eric Bana als Henry DeTamble onwillekeurige reizen door de tijd omwille van een genetisch probleem. Hij laat daarbij telkens (terecht, want die hebben niets met zijn genen te maken) zijn kleren achter en dat zal uiteindelijk zijn dood betekenen. Een dood die hij, door zijn tijdreizen en vooral die van zijn dochtertje (Hailey McCann) die het al beter onder controle heeft, kan voorzien maar niet voorkomen, net zoals dat ook met de dood van zijn moeder (Michelle Nolden) het geval was. Zijn vrouw (Rachel McAdams) past zich zo goed en zo kwaad als het gaat aan zijn ziekte, maar gaat toch op een wankele koord door het leven, aangezien haar leven reeds van in haar jeugd door hem is gedetermineerd en zijn aanwezigheid ook na zijn dood juist door dat tijdreizen een constante blijft…
Rachel McAdams lijkt zich wel te specialiseren in dit soort films, want ook in “About time” van en door Richard Curtis uit 2013 is ze de vrouw van iemand (Domhnall Gleeson) die kan tijdreizen. In fact, this is the third movie in which Rachel McAdams stars as the love interest of a time traveler as there is also Midnight in Paris (2011), in which she played the fiancée of Owen Wilson’s character.
Scriptwriters Terry Rossio and Bill Marsilii didn’t feel director Tony Scott recaptured everything in their screenplay for “Déjà vu” (2006). Yet it was one of the most expensive script purchases of all time, costing an astronomical $4.5m. The writers felt Scott was more interested in the action scenes, rather than the intricacies of time travel. They wrote a plot that was (according to themselves) airtight, but in Scott’s hands, the finished product was filled with enormous plot holes (the suspension of disbelief is enormous). Rossio was so disillusioned with the film, he’s never seen it. Scott also admitted he did a mediocre job directing the film, but blamed that on the nineteen-week production schedule, which wasn’t as long as he wanted.
Over tijdreizen en de dood gaat het ook in de film “Looper” van Rian Johnson uit 2012. In 2074 is de techniek van het tijdreizen reeds doodnormaal geworden (er wordt wel niet op ingegaan hoe dat dan wel zou kunnen gebeuren), maar gezien de criminele mogelijkheden is het meteen ook buiten de wet gesteld. De georganiseerde misdaad heeft echter een achterpoortje gevonden (ook hier wordt een verklaring als ballast beschouwd) en zendt dus “loopers” naar de toekomst om daar mensen te gaan vermoorden en het lijk in 2074 te laten verdwijnen, zodat men in de toekomst tegen een onopgeloste verdwijning aankijkt. Het probleem is echter dat zo’n looper ook soms achter z’n oudere zelf kan worden aangestuurd. Dat noemt men dan closing the loop. Op zich dus een interessant uitgangspunt maar in een dermate nerveuze stijl uitgewerkt dat ik het maar een kwartier heb uitgehouden en dus geen echt oordeel kan vellen. (Dat de weggelaten verklaringen later toch nog zouden opdagen, houd ik – wegens het oppervlakkige karakter van de film – voor zo goed als onmogelijk.)
Ook de tijdreiziger uit “Das Jesusvideo” van Andreas Eschbach (2002) gebruikte geen ingewikkelde machine zoals bij Herbert George Wells maar hij nam gewoon een verkeerde afslag en stond tweeduizend jaar eerder op straat: “Ik denk dat ik per ongeluk een tijdreis gemaakt heb, al weet ik niet hoe zoiets mogelijk is. Ik heb daar echt geen verklaring voor. Het is gebeurd tijdens een bezichtiging van de necropolis van Bet Shearim, onderdeel van een georganiseerde rondreis door Galilea, die ik had geboekt. Toen onze groep door de catacomben werd geleid, raakte ik zo verdiept in de inscripties en afbeeldingen op de grafkisten en wanden, dat ik de aansluiting met de groep verloor. Toen ik de anderen wilde volgen, vergiste ik me en kwam opeens in een kleine kelder terecht, waaruit ik in een volkomen andere stad terechtkwam. Het duurde lang voordat ik kon accepteren dat ik in een ander tijdperk was beland, met niets anders dan de kleren die ik droeg en de videocamera in mijn cameratas.” (p.222) Bijna honderd pagina’s later komt men er nog eens op terug: “Het idee dat de tijd bepaalde valdeuren heeft waar je doorheen kunt vallen, zou een verklaring voor deze voorvallen zijn die we niet zonder meer van de hand mogen wijzen.” (p.291) En in één ruk door geeft men het “lost weekend” van Agatha Christie als één van de voorbeelden van zo’n “voorval”…
Men zou inderdaad kunnen veronderstellen dat de toegang tot zo’n parallelle wereld meestal een deur is (zoals in de film “Frequently asked questions about time travel” van de Brit Gareth Carrivick uit 2009), maar blijkbaar is dit zo voor de hand liggend dat men zelfs “The secret garden” van Frances Hodgson Burnett via een gat in de haag betreedt, net zoals het magische koninkrijk Stormhold uit “Stardust” (Matthew Vaughn, 2007) toegankelijk is door een gat in de muur die het dorpje Wall omringt. En er is natuurlijk de fameuze bijna ontoegankelijke pas in de Himalaya in James Hiltons “Lost Horizon”, die dan weer vergelijkbaar is met de barre tocht die Higgs, het alterego van Samuel Butler, moet ondernemen om in “Erewhon” te geraken (**).
Een mysterieuze deur speelt wel een hoofdrol in het gelijknamige werk van Magda Szabo (***), maar ook in “Aan de andere kant van de deur” van Tonke Dragt, “The door in the wall” van Herbert George Wells en “The ivory door” van Alan Alexander Milne. “The doors of perception” van Aldous Huxley (****) zijn dan weer helemaal iets anders… of niet?
HARUKI MURAKAMI
En dan is er natuurlijk ook nog “Sputnik Sweetheart” van Haruki Murakami: “I returned to my hypothesis, taking it one step further. Sumire had somehow found an exit. What kind of exit that was, and how she discovered it, I had no way of knowing. I’ll put that on hold. Suppose it’s a kind of door. I closed my eyes and conjured up a mental image — an elaborate image of what this door looked like. Just an ordinary door, part of an ordinary wall. Sumire happened to find this door, turned the knob, and slipped outside — from this side to the other. Clad only in thin silk pyjamas and a pair of flip-flops. What lay beyond that door was beyond my powers of imagination. The door closed, and Sumire wouldn’t be coming back.” (p.182)
Dat is echter nog niets vergeleken met de plot van “Hard-boiled wonderland en het einde van de wereld”! Geen wonder dat dit boek uit 1985 pas in 1994 in het Nederlands werd vertaald. De naam Murakami moest inderdaad reeds goed ingeburgerd zijn vooraleer men dit op het boekenkopende publiek kon loslaten. Als dit boek toevallig het eerste van Murakami is dat je in handen krijgt, dan is de kans groot dat je nooit nog iets van de man wil lezen (en dat zou uiteraard zeer jammer zijn).
Het enige what kept me going was dus inderdaad de parallelle werelden, waarop ik reeds alludeerde bij Sputnik Sweetheart en Tsukuru Tazaki. Alleen is het nu volledig uitgewerkt en drijft het boek daar uitsluitend op. Dat is dan ook de reden waarom ik ondanks alles heb doorgezet met mijn lectuur (*****).
De titel geeft het eigenlijk zelf al weg: er is enerzijds het “hard-boiled wonderland” en anderzijds “het einde van de wereld”.
“Let wel, ik heb het niet over een soort sciencefictionachtig parallel universum dat geen deel van onze wereld uitmaakt. Het is allemaal een kwestie van cognitie. Van de manier waarop de wereld wordt waargenomen.” (p.286)
“Het is je kernbewustzijn. Het visioen dat zich in je bewustzijn afspeelt is het Einde van de Wereld. Waarom je daar zoiets hebt zitten mag Joost weten. Maar het zit er, om wat voor reden dan ook. Intussen komt er in je geest een einde aan deze wereld hier (wonderland, RDS). Of anders geformuleerd, je geest zal daar gaan leven, in het oord dat het Einde van de Wereld heet. Alles wat er in de huidige wereld is, ontbreekt in die wereld. Er is geen tijd, geen leven, geen dood. Geen waarden in de strikte zin van het woord. Geen eigen ik.” (p.273)
De verhalen in het wonderland zijn in de verleden tijd geschreven en die in het einde van de wereld in de tegenwoordige tijd en dat is ook logisch in het kader van de plot van het boek, maar meer kan ik daar niet over vertellen, want dat zou anders een spoiler zijn. Voor zover er aan dit boek iets valt te spoilen natuurlijk…
KLEERKASTEN, SPIEGELS EN SCHILDERIJEN
Verder is er nog de mogelijkheid van een kleerkast zoals in “The Chronicles of Narnia” van C.S.Lewis (******) of “El Laberinto del Fauno” van Guillermo del Toro, een kamer met een kat in (“De gevleugelde kat” van Isabel Hoving) of de spiegel of zelfs de konijnenpijp van “Alice in Wonderland“. Maar het kan ook een schilderij zijn (“Erik of het kleine insectenboek”), een orkaan (“The Wizard of Oz”), een gezelschapsspel (“Jumanji”), Brooklyn Bridge (“Kate & Leopold”) of het ondertussen wereldberoemde perron 9 ¾ van Harry Potter! Om nog te zwijgen van de dode geit in “1q84” van Haruki Murakami (p.734).
Verder is er ook de postbus in “The Lake House”, een Amerikaanse film uit 2006 van Alejandro Agresti, een remake van het Koreaanse “Siworae”. Deze film is merkwaardig omdat de twee parallelle werelden amper twee jaar van elkaar verwijderd zijn. Heel iets anders dus dan andere parallelle werelden die zich bij wijze van spreken enerzijds in de prehistorie en anderzijds in een verre toekomst afspelen. Voor het grootste gedeelte van de film kunnen de makers de spanningsboog aanhouden (al dient af en toe de cinematografische trukendoos te worden open getrokken omdat de conversatie zich uitsluitend per brief ontwikkelt, wat uiteraard een nogal statisch gedoe oplevert), maar op het einde rijdt men zich toch vast. Ik heb het Koreaanse origineel nog niet gezien, maar ik vermoed dat men daar dezelfde fout maakt, aangezien het een zogenaamde feelgood-movie is, waarbij een happy end natuurlijk een must is.
DE BERMUDA-DRIEHOEK
Een voorbeeld van dat “minimale tijdsverschil”, waarbij het wél helemaal verkeerd loopt, is te vinden in de Brits-Australische film “Triangle” van Christopher Smith uit 2009. Eigenlijk is dit een ingewikkelde versie van de gekende grap: ’t was nacht, zeven rovers zaten in de gracht en de hoofdman zei: ’t was nacht, zeven rovers zaten in de gracht en de hoofdman zei: ’t was nacht enz.
Het “ingewikkelde” zit ‘m in het feit dat de eerste hoofdman ook opduikt in het verhaal van de tweede hoofdman en de tweede in dat van de derde enzovoort. Dat moet wel slecht aflopen!
Het gekke nu is dat deze film wordt aangekondigd als de zoveelste variatie op het thema van de zogenaamde Bermuda-driehoek: zes vrienden maken een uitstap met een zeilboot, worden met een merkwaardig weerfenomeen geconfronteerd en na afloop daarvan komen zij een spookschip tegen. (Voor alle duidelijkheid nog eens: een spookschip is een schip dat om onverklaarbare redenen zonder één levende ziel aan boord over de zeeën dobbert; dat schijnt echt voor te komen.)
Nu, de Bermuda-driehoek is zeker de inspiratiebron voor tal van parallelle werelden, maar in dit geval is er nergens sprake van dat dit verhaal zich dààr zou afspelen. De naam Triangle slaat dan ook enkel op de naam van de zeilboot waarmee ze zich op weg begeven…
VROUWELIJKE UTOPIA
Sommige werelden situeren zich soms ook op een andere planeet, zo o.a. Ursula LeGuin die hiermee het genre van het “vrouwelijke utopia” verder zet. Eén van de grondleggers van dit genre is de Schotse dominee George MacDonald (1824-1905) die met “Lilith” (1858) een parallelle wereld creëert, waarin de eerste vrouw van Adam de plak zwaait. Andere voorbeelden zijn Eleanor Smith (niet te verwarren met Lady Eleanor Smith) in 1897 met “Here and there”, Delarivier Manley met “New Atalantis” en William Morris (1834-1896) met “The well at the world’s end”. Ook de Amerikaanse Merril Mushroom (°1942), met haar lesbische sf-fantasy “The Daughters of Khaton” (1987) over een planeet waar alleen maar vrouwen wonen, hoort in dit rijtje thuis.
Lord Dunsany (1878-1957) was dan weer de eerste om met “The gods of Pegana” (1905) een eigen godenwereld te creëren (het woord “Pegana” lijkt me al aan te geven dat hij wist dat hij zich hiermee op speculatief terrein bevond). Dat ondervond ook de Amerikaan James Branch Cabell (1879-1958), die zijn 21-delige reeks “The biography of Manuel” in de onbestaande middeleeuwse Franse provincie Poictesme laat afspelen (ergens tussen de Provence en Montpellier). Zijn kritiek op het christendom koppelde hij aan nogal wat seksuele referenties en dat zorgde ervoor dat in 1919 het deel “Jurgen” op de index terechtkwam. Guy Gavriel Kay situeert zijn “A song for Arbonne” op een vergelijkbare plaats, ten tijde van troubadours en joglars.
KETTERIJ?
Dat geloof hechten aan het bestaan van parallelle werelden een ketterij is, vinden we ook in “Het eiland van de vorige dag” van Umberto Eco: “Roberto redekavelde dat als God het water van gisteren weghaalde en dat vandaag uitgoot, de aarde van gisteren wellicht een schudding kreeg vanwege dat vermaledijde zwaartepunt, maar dat dit voor de mensen niets uit hoefde te maken: in hun gisteren had zich geen schudding voltrokken, omdat die zich namelijk voltrok in een gisteren van God, die duidelijk geen moeite had met verschillende tijden en verschillende verhalen, zoals een Verteller die verschillende romans schrijft met allemaal dezelfde personagen, maar hun in elk verhaal verschillende dingen laat overkomen. Alsof er een Roelandslied bestond waarin Roeland onder een pijnboom stierf, en een ander waarin hij bij de dood van Karel de Grote koning van Frankrijk werd en de huid van Ganelon als tapijt gebruikte. Een gedachte die Roberto, zoals later zal blijken, nog lang zou achtervolgen en hem er uiteindelijk van zou overtuigen dat werelden niet alleen ontallijk in de ruimte kunnen zijn, maar ook evenwijdig in de tijd. Maar daarover wilde hij het met Pater Caspar niet hebben, aangezien die het denkbeeld van verscheidene werelden in één ruimte al uiterst ketters vond en God weet wat gezegd zou hebben van zijn uiteenzetting.” (p.258)
En p.354 gaat het verder: “Zo smartte hij, maar toen hij terugdacht aan de ontallijke werelden waarover hij in de dagen daarvoor had geredetwist, viel Roberto een gedachte in, of liever, een Gedachte, een geweldige, alles omver werpende, geniale inval. Hij bedacht namelijk dat hij een verhaal kon verzinnen waarin hij vanzelfsprekend niet de hoofdpersoon was, aangezien het zich niet in deze wereld afspeelde, maar in het Land der Romans, en dat de door hem beschreven gebeurtenissen evenwijdig zouden lopen met die in de wereld waarin hij zich bevond, zonder dat de twee afzonderlijke avonturen elkaar ooit konden kruisen en overlappen.”
En Eco gaat verder: “Wat schoot Roberto hiermee op? Veel. Door te besluiten een verhaal te verzinnen over een andere wereld die alleen in zijn gedachten bestond, werd hij de baas over die wereld en kon hij ervoor zorgen dat de dingen die er gebeurden niet verder gingen dan hij verdragen kon (…) zo opent de Romankunst, ook al waarschuwt deze ons dat ze ons slechts verdichtsels biedt, een deur naar het Paleis van het Absurde, die als we haar achteloos zijn doorgegaan achter onze rug dichtvalt.” (p.356)
Helemaal in de geest van Eco die ingewikkelde semiotische bevindingen graag vermengt met gegevens uit de populaire cultuur, kan ik hieraan toevoegen dat de filmtrilogie “Back to the future” met z’n diverse verhalen in diverse parallelle werelden een perfecte illustratie is voor deze bedenkingen van de Italiaanse schrijver. (*******)
AND THE DOOR IS STILL OPEN TO MY HEART
Eigenlijk kan men stellen dat in vele boeken van het fantastische genre het boek zelf als een deur functioneert: men slaat het open en bevindt zich in deze of gene vreemde wereld tot men de laatste pagina (deur) achter zich dichttrekt en zegt: prachtig boek. Of: rotboek. Zo zit je in “De trein der traagheid” meteen in die vreemde wereld. Strikt genomen kan men zelfs zeggen dat elk boek dat men openslaat de lezer als door een deur binnenlokt in zijn al dan niet vreemde wereld.
Neem nu bijvoorbeeld “De laatste deur”, het boek van Jeroen Brouwers over schrijvers-zelfmoordenaars. Niet meteen een voorbeeld van fantasy, maar toch, ook daar de deur als voor de hand liggend, misschien wel archetypisch beeld van een overgang tussen twee werelden.
Dat doet me dan weer denken aan een gedicht van Willy Van Doorselaer, waarin de deur in duizendvoud de rituele passage van jeugd naar volwassenheid symboliseert.
(…) De weg wees ons de weg.
Maar plots doemden deuren voor ons op,
duizenden deuren, allemaal dicht. (…)
en aarzelend zocht elk van ons
zijn eigen deur, tot hij ze vond.
Dat
was een prachtig moment: al die handen
op al die klinken. (…) Tot we duwden en de deuren opengingen
op het landschap dat erachter lag: (…)
Als we naar iconografische voorbeelden overstappen, dan kunnen we al meteen beginnen bij dat boek van Brouwers dat een schilderij van Henry Wallis op de cover heeft, The death of Chatterton, 1856, Tate Gallery. Daarbij ligt de zeer bleke dode op zijn bed en achter hem staat een klein zoldervenster half open. De suggestie dat zijn ziel daarlangs ‘ontvloden’ is, ligt voor de hand. De deuren kunnen m.a.w. ook vensters zijn.
In dat verband is er ook de uitspraak van het hoofdpersonage op het einde van de film “Le roi de coeur” van Philippe de Broca: ‘Les plus beaux voyages se font par la fenêtre’, wat dan weer kan worden vergeleken met een ander gedicht van Willy Van Doorselaer, “Weeshuis”, waarin het een tiental regels lang heel stil is, geen wees te zien of te horen, en dan naar het einde toe de regel:
Eén zolderraam stond open.
En dan is er dat schilderij van Magritte. Het heet “La réponse imprévue” (1933, K.M.v.S.K., Brussel) dat ook op de cover staat van een boek van Patricia De Martelaere. Er zijn trouwens nog andere schilderijen van Magritte die op dit motief voortborduren, o.a. “La perspective amoureuse” (1935). Ook “Le poison” toont een merkwaardige deur, zoals men van een surrealist die voortdurend op de wip zit tussen reëel en surreëel zit kan verwachten… Een illustratie van Anthony Browne uit een Nederlandse uitgave (vertaling Nicolaas Matsier) van “Alice in wonderland” speelt trouwens leentjebuur bij Magritte: hij schildert net zo’n deur, alleen is het uitgespaarde silhouet dat van Alice…
Een ander bekend voorbeeld van een deur, zijn de “Sliding doors” uit de gelijknamige film van Peter Howitt uit 1988 (********). Naar gelang van het feit of Gwyneth Paltrow nog net tussen de “sliding doors” van de metro kan stappen of niet, ontwikkelen zich twee verschillende plots, die enkel via de haarsnit van Paltrow uit elkaar te houden zijn. Zeer clever gedaan, met op de koop toe op het eind een mooi afgerond geheel. Klasse!
Maar de merkwaardigste “deur” is uiteraard de spaghettisaus van Luigi uit “Take my life please”, de tiende aflevering van de twintigste jaargang van de tekenfilmserie The Simpsons, waarin Homer Simpson kan “zien” hoe zijn toekomst eruit zou hebben gezien, als principal Dondelinger niet moedwillig de verkiezingsuitslag van de klasafgevaardigde had weggemoffeld (de leerlingen hadden “voor de grap” op de onpopulaire Homer gestemd in plaats van op zijn tegenkandidaat, een modelleerling). En wat blijkt? Pretty much the same…
In “The Children’s Book” somt A.S.Byatt op p.80-81 alle “deuren” op die in de diverse “children’s books” van hoofdpersonage Olive Wellwood de doorgang zijn tot een andere, “spannender” wereld: gaande van een gewone deur tot en met “a crack in a teapot”. Zoals men misschien weet, staat Olive Wellwood eigenlijk voor jeugdschrijfster Edith Nesbit. Wij kennen Nesbit vooral van “The Railway Children”, maar met “The story of the amulet” schreef ze b.v. ook een time travel novel. Of de “deuren” uit het boek van Byatt overeen komen met de “echte” deuren uit de boeken van Nesbit, weet ik niet, maar dat is ook niet zo belangrijk.
BACK TO THE FUTURE
En natuurlijk is er ook nog de DeLorean die toegang geeft tot het nabije en het verre verleden in het eerste en het derde deel van de “Back to the future”-cyclus van Robert Zemeckis. Op dat moment is de wagen enkel een soort van tijdsmachine maar in het tweede deel biedt hij ook de keuze tussen twee parallelle werelden. In de ene wereld is alles goed afgelopen, terwijl het in de andere helemaal fout is gegaan. Dit maken van keuzes die enorme gevolgen hebben voor de toekomst, noemt men in de chaos-theorie “the butterfly effect” en het is dan ook onder die titel dat Eric Bress en J.Mackye Gruber in 2004 een film hebben gedraaid, waarin tieneridool Ashton Kutcher voortdurend andere keuzes kan maken. Deze keer is er géén “doorgangspoort”, maar speelt het zich allemaal in zijn genetisch geteisterde hersenen af, maar veel interessanter is dat welke keuze Kutcher ook maakt, het telkens voor iemand wel op een katastrofe uitdraait. Behalve dan natuurlijk helemaal op het einde, alhoewel men het slotbeeld, waarbij hij zijn grote liefde (gespeeld door Melora Walters) op straat tegenkomt als onbekende, ook kan interpreteren als dat hij uiteindelijk toch wel zijn geluk mislopen is.
QUEST FOR LOVE
En dan is er nog “Quest for love”, een Britse romantische SF-film van Ralph Thomas uit 1971 naar het kortverhaal “Random quest” van John Wyndham met Tom Bell als Colin Trefford, een jonge natuurkundige die zwaar gewond raakt bij een ontploffing in zijn laboratorium. Als hij opnieuw tot bewustzijn komt, stelt hij vast dat hij in een “parallelle” wereld leeft: hier is hij een succesvol auteur, die evenwel een onuitstaanbaar karakter heeft en op die manier op scheiden staat van zijn vrouw Ottilie (Joan Collins). Daarna verlaat deze film grotendeels de SF om zich op het liefdesverhaaltje te concentreren. Trefford wordt immers verliefd op Ottilie en wil haar “opnieuw” voor zich winnen. Als hij erin slaagt haar te overtuigen dat hij “iemand anders” is, sterft ze aan een hartaandoening die in deze parallelle wereld nog niet kon worden behandeld, maar in de wereld waaruit Trefford oorspronkelijk kwam wél. Daarom gaat hij dààrin naar haar evenbeeld op zoek om haar te waarschuwen dat ze ook kan overlijden als niet tijdig wordt ingegrepen. Na veel (nogal saaie) moeilijkheden slaagt hij erin Ottilie (die hier Tracy heet door een naamsverwisseling als baby) te lokaliseren (ze blijkt een airhostess te zijn) en haar op het nippertje van de dood te redden. In de rol van Treffords vriend (in beide werelden) zien we Denholm Elliot. De suikerzoete muziek is van de familie Rogers (twee broers of zoiets).
Deze film vertoont veel gelijkenissen met de Franse film uit 2019, “Mon inconnue” van Hugo Gélin. In het Engels heet te film trouwens “Love at second sight”. Het is immers liefde op het eerste gezicht wanneer de 18-jarige Olivia (Joséphine Japy) en Raphaël (François Civil) elkaar ontmoeten (his last name, Ramisse, is a reference to director Harold Ramis, writer-director of Groundhog Day, 1993). Ze zijn onafscheidelijk en steunen elkaars passies onvoorwaardelijk: hij schrijft, zij speelt piano. Tien jaar later zijn ze getrouwd, maar het geluk is ver te zoeken. Raphaël schrijft bestsellers en verliest zich in zijn succes. Hij verwaarloost Olivia en haar muzikale carrière dooft uit. Na een hevige ruzie twijfelt Olivia of ze nog wel van hem houdt. De ochtend erna wordt Raphaël alleen wakker in een parallel universum waarin zij degene is met een grootse carrière, niet hij… Raphaël beseft dat zijn leven niets voorstelt zonder haar en zet alles op alles om haar terug te winnen. Een bijkomstigheid die aan de vorige film doet denken dat enkele zijn beste vriend (Benjamin Lavernhe kreeg een César voor zijn vertolking) ook in die parallelle wereld zijn beste vriend is. Hugo Gélin signe une comédie romantique attachante saupoudrée de fantastique, qui doit beaucoup au charisme de son trio. Prix d’interprétation à l’Alpe d’Huez en 2019 pour François Civil, die op het einde “uiteraard” zijn geliefde herwint, maar het probleem van de parallelle wereld wordt niet opgelost. C’est d’ailleurs le dernier film dans lequel a joué l’actrice Édith Scob (la grandmère).
ANOTHER EARTH
De merkwaardigste “parallelle wereld” die ik heb gezien, is echter die uit “Another earth”, een film van Mike Cahill uit 2011. Op een bepaald moment duikt er een planeet op die een exacte kopie is van onze aarde. Twee mensen zijn daardoor zo gefascineerd dat het tot een tragedie komt: de componist John Burroughs (William Maphother) brengt zijn wagen tot stilstand op een onverwachte plaats en de jonge astrofysica Rhoda Williams (Brit Marling) is al rijdend zo met het fenomeen bezig dat ze het obstakel niet opmerkt en er keihard tegenaan knalt. De zwangere vrouw en het zoontje van de componist komen om.
Nadat Rhoda haar gevangenisstraf heeft uitgezeten, wil ze zich bij John gaan excuseren, maar op het moment zelf zakt de moed haar in de schoenen en maakt ze er zich met een leugen vanaf. Ze zegt dat ze is gestuurd als poetshulp en John trapt erin. Uiteraard groeit er een verhouding uit hun regelmatige omgang, die echter tot niets kan leiden als John achter de waarheid komt.
Ondertussen heeft men contact kunnen leggen met die “tweede aarde” en niet alleen de planeet zelf blijkt een kopie van de aarde, ook de inwoners zijn kopieën van de mensen op aarde. Maar… exacte kopieën of is er integendeel de mogelijkheid om iets goed te maken (de zogenaamde “broken mirror”-theorie)? Hoe dan ook, Rhoda die een wedstrijd heeft gewonnen, waarmee ze zich een plaatsje heeft verzekerd in een raket die naar de “tweede aarde” zal worden afgevuurd, staat haar plaats af aan John, want misschien leven zijn geliefden nog op “aarde nr.2”?
De film eindigt met Rhoda die zichzelf tegenkomt. Er is dus inderdaad contact gelegd met “aarde nr.2”. Bij een blockbuster zou dit de deur openen voor een sequel, maar dit filmpje is zo bizar dat we wel mogen veronderstellen dat de regisseur wel degelijk dit open einde in gedachten had.
Dat is trouwens nog het merkwaardigste aan heel dit gedoe. Terwijl dit een film is die normaal gezien op een onmogelijk uur op Canvas zou worden uitgezonden, na een uitvoerige inleiding door Nic Balthazar, of die op de RTBf zou worden gevolgd door een debat met op z’n minst zeven knappe koppen, was deze prent gewoon op Vitaya te zien op prime time op zaterdagavond!
Op Vitaya zag ik overigens ook “The invention of lying” van en met Ricky Gervais uit 2009. Op zich is hier geen sprake van “parallelle werelden”, maar Gervais schetst wel een wereld waarin de leugen nog niet is uitgevonden. Aangezien de mensen steeds de waarheid zeggen, kan hij – wanneer hij “bij toeval” de leugen ontdekt – zijn medeburgers ongehinderd oplichten, daar zij niet door hebben dat hij hen in het ootje neemt. Hoe deze film afloopt, kan ik echter niet zeggen omdat ik na een dik half uur vreselijk geërgerd was door een domme premisse van de film. Het is immers niet omdat men niet kan liegen, dat men ook al zijn gedachten luidop zou ventileren. Deze manier van dialogeren is vreselijk vermoeiend en daarom hield ik het dus na verloop van tijd voor bekeken.
Geef mij dan maar “Yesterday” van Danny Boyle van tien jaar later over een wereld waarin The Beatles blijkbaar nooit hebben bestaan. The original story for the movie was written by Jack Barth. It was much darker in tone, with the main character struggling as a musician in the new timeline and the premise of the alternate universe explored in more depth. When Richard Curtis did a rewrite, he made the tone much more lighthearted, put less emphasis on the premise of a new timeline without The Beatles, and more focus on romance between Jack and Ellie.
UPSIDE DOWN
In mei 2013 kwam dan Upside Down in de Vlaamse bioscoopzalen, een Frans-Canadese fantasy van de Argentijn Juan Diego Solanas over liefde op twee werelden die met één doorgang met elkaar verbonden zijn. Upside Down is het verhaal van Adam (Jim Sturgess) en Eden (Kirsten Dunst), twee jonge mensen die op twee aparte werelden met een eigen zwaartekracht leven. De bovenwereld is de kapitalistisch wereld die de energie zuigt uit de benedenwereld. De benedenwereld ziet eruit zoals Amerikanen de communistische landen van vijftig jaar geleden zagen. Adam leeft op de arme planeet, Eden op de rijke. Op het hoogste punt kunnen ze elkaar bereiken (de ene wereld lijkt min of meer het spiegelbeeld van de andere), maar dan speelt de zwaartekracht hen wel parten.
Misschien vragen zij zich, net als Felipe Alfau in “Locos”, wel af: “Was ik haar werkelijke wereld binnengeslopen of was zij in mijn fantasiewereld gestapt? Misschien bevonden wij ons slechts tussen deze twee werelden en liepen we samen langs de betoverende grens.” (p.32)
RABBIT HOLE
En tot slot is er nog de ernstige (zelfs donkere) film “Rabbit hole” van John Cameron Mitchell uit 2010. Eigenlijk is dit een film over rouwverwerking. Hoe een echtpaar (Nicole Kidman en Aaron Eckhart) hun leven weer in handen neemt na het overlijden van hun vierjarig zoontje. De vrouw (Nicole Kidman dus, tevens producer van de film) doet dit o.m. door contact te zoeken met de jongeman (Miles Teller) die destijds aan het stuur van de wagen zat, waaronder het kind was gelopen (het liep onverwacht de straat op achter z’n hond, dus de jongen kon er zelf ook niks aan doen). Die jongeman tracht zijn ervaring dan weer te verwerken in een stripverhaal (“Rabbit hole”), waarin een knaap op zoek gaat naar zijn vader, een wetenschapper die onderzoek deed naar “parallelle werelden” en die op een of andere manier in een “rabbit hole” is terecht gekomen. De kern van de zaak is nu dat Kidman aan Teller vraagt of hij daarin gelooft. “Als je gelooft in de wetenschap, moet dat wel zo zijn,” is zijn antwoord. Waarop Kidman: “Dat zou mooi zijn, mocht er een parallelle wereld bestaan waarin ik gelukkig ben…”
Ronny De Schepper
(met dank aan Johan de Belie voor de inleiding en aan Willy Van Doorselaer, Fons Mariën, Gregory Ball en Fransien Vandeweghe voor diverse bijdragen)
(*) Een halve eeuw eerder schetst H.G.Wells in “A Dream of Armageddon” precies het omgekeerde. Een man die zich “hic et nunc” in een trein bevindt, vertelt aan de auteur een toekomstdroom die hij als reëel aanvoelt en waarin hij (door de voorrang te geven op zijn geliefde boven zijn taak om de vrede te handhaven) mede schuldig is aan de Armageddon of het einde der tijden via een niets ontziende oorlog.
(**) Typisch is dat Butler het fraaie uitzicht dat hij op een bepaald moment heeft, vergelijkt met een schilderij van Nicolas Poussin (p.50). Anderzijds is “Erewhon” niet helemààl een fantasierijk. Het ligt namelijk in een afgelegen gebied op Nieuw-Zeeland. De beschrijving hoe men er moet geraken, komt zelfs merkwaardig genoeg overeen met de (zeer realistische) setting van de golddiggers in “The illuminaries”, de Booker Prize-winnaar in 2013 van Eleanor Catton.
(***) “De Deur” is een krachtige roman over de gespannen relatie tussen de ondoorgrondelijke huishoudster Emerence en de schrijfster voor wie ze werkt. De band tussen de twee vrouwen wordt almaar hechter, maar gaat gepaard met talloze botsingen en dramatische scènes. Beetje bij beetje komt de lezer zaken van Emerence te weten, die veel invloed op haar leven hadden en die haar ogenschijnlijk bizarre gedrag bepalen. De werkelijkheid van Emerence is zo uitzonderlijk, haar moreel staat zo ver boven dat van de gemiddelde mens, dat het wereldbeeld van de schrijfster op zijn kop moet worden gezet om haar te volgen en te accepteren. Maar wat schuilt er achter de deur van Emerence? Alleen haar hond Viola mag voorbij de deur achter de ontvangsthal in haar huis, daar waar zelfs haar goede kennissen niet worden toegelaten. (Willy Van Doorselaer)
(****) Stan Lauryssens, “Mijn heerlijke nieuwe wereld. Leven en liefdes van Maria Nys Huxley”, Leuven, Van Halewyck, 2001, p.309.
(*****) Alhoewel àlle lectuur me helpt om een slapeloze nacht door te komen, is dit boek toch wel érg heilzaam op dit vlak. Alleen krijg je er de nachtmerries gratis en voor niks bovenop. Het zijn gelukkig geen angstaanjagende nachtmerries, maar ze maken – net als het boek – de gekste sprongen.
(******) Ook zijn confrater Robert Louis Stevenson projecteerde zijn avontuurlijke wensdromen op zijn kleerkast, waarachter een paradijselijke wereld voor hem zou open liggen (“Treasure Island”!). In de filmversie van “The voyage of the Dawn Treader” (Michael Apted, 2010), eveneens uit de Narnia-reeks, is het dan weer een schilderij met het schip de “Dawn Treader” erop dat tot leven komt, net zoals in “Erik” van Godfried Bomans.
(*******) Het probleem houdt hem ook bezig in “Baudelino” (Nederlandse vertaling uitgegeven bij Bert Bakker in 2002, p.88).
(********) Film director Agnieszka Holland considers the film to be a botched copy of the Polish film “Przypadek” (1987) with all the “philosophical depths and stylistic subtleties stripped away”.
Referenties
Ronny De Schepper, Fantastiek en geschiedenis, De Rode Vaan nr.47 van 1985
Johan de Belie, Een reiziger komt nooit thuis, De Rode Vaan nr.32 van 1987
Chris Craps, De wereld op zijn kop, Gazet van Antwerpen, 30 april 2013
Ter aanvulling: de parallelle werelden waren gemeengoed in de oude Keltische/pre-Arthuriaanse sagencyclus bekend geworden onder de naam Mabinogion, zowel door het wetenschappelijke werk van Gwyn & Thomas Jones, en nog veel meer door de schitterende parafrase van de Amerikaanse Evangeline Walton die de tetralogie (= 4) branches of the Mabinogion heeft bewerkt (nog te koop bij Amazon; ooit kennis mee gemaakt in een prachtige vertaling van Helen Knopper bij Bert Bakker in de Tintagelreeks, waarin ook W. Morris, “De bron aan het einde van de Wereld” is verschenen. Tenslotte dient nog het ontzagwekkende boek van David Lindsay, A voyage to Arcturus (1920) vermeld, een bijzondere allegorische roman op een heel parallelle wereld, nog volop te krijgen in de UK.
LikeGeliked door 1 persoon
Bedankt Wim voor deze instructieve aanvulling!
LikeLike