Het is vandaag al 35 jaar geleden dat Willy van Heesvelde (op bovenstaande foto als Magister Maesius in de gelijknamige jeugdserie) is overleden, een dag na een optreden in de musical “Fien” van Jasperina de Jong en Eric Herfst.
Willy van Heesvelde kreeg zijn opleiding aan de toneelschool in Gent en de afdeling drama van het Conservatorium. Hij was van 1957 tot 1966 als acteur, regisseur en later ook als directeur verbonden aan het Nederlands Kamertoneel in Antwerpen en werd in 1966 acteur en mededirecteur bij het Groot Limburgs Toneel. Dit gezelschap verzorgde in België en Nederland voorstellingen tot 1975. Sinds die tijd werkte hij als freelance-acteur en regisseur in zowel Nederland als België. Van Heesvelde speelde onder meer bij Bent. Bij dit gezelschap speelde hij een opmerkelijke rol als huisvader en arbeider in “Groenten uit Balen” en “Tien jaar later” van Walter van den Broeck. Uiteraard hebben we hieraan in De Rode Vaan veel aandacht besteed, maar de knipsels die ik eraan heb overgehouden zijn enigszins gehavend tot ons gekomen…
Niets is zo wispelturig als literaire roem… of het zou muzikale roem moeten zijn. Toen Walter van den Broeck “Groenten uit Balen” schreef over de staking bij Vieille Montagne in 1971 was de kritiek haast unaniem enthousiast. Daarna viel van den Broeck uit de gunst (« Mazelen » werd als « bazelen » afgedaan) maar in 1980 schreef hij zich met zijn “Brief aan Boudewijn” weer naar de top. Nu heb ik de indruk dat hij weer in de schaduw is moeten treden. De heropvoering van « Groenten » door KNS-Antwerpen werd op schouderophalen onthaald door veteranen van ’68 die nochtans net als het notariszoontje Luc destijds naar de mijnen waren getrokken om daar de goede boodschap van de revolutie te gaan verkonden.
Nu speelt ook dezelfde cast van « Au bouillon belge » (m.a.w. het Bent-theater) zowel “Groenten uit Balen” als zijn vervolg “Tien jaar later, het jaar 10”, een autonoom nieuw stuk, dat ons dezelfde familie toont midden de crisis van vandaag. Spelen mee : Annelies Vaes, Suzanne Juchtmans, Jo De Meyere, Willy Van Heesvelde, Jos Simons, Hans Royaards, Mart Gevers, Jaak Vissenaken, die regisseert. Deze week (2 nov.) in de stadsschouwburg van Sint-Niklaas.
Jef De Roeck had in Het Nieuwsblad van 17 en 18 oktober een heel interessant gesprek met de schrijver, waaruit we het volgende lichten :
— Waarom schreef Walter Van den Broeck dit vervolg ?
WvdB: Er waren twee aanleidingen. In een gesprek met iemand van Vieille Montagne vernam ik dat er nog 830 arbeiders werken: in 1971, toen er gestaakt werd voor 10 fr opslag, waren er 1.582. Er zijn er dus 750 “afgevloeid”. Dat is één. Verder was het mij tijdens voorstellingen van “Groenten uit Balen” door amateurgezelschappen opgevallen dat een bepaald vocabularium van vandaag in 1971 niet bestond : woorden als “inleveren”, “aftoppen”, “matigingswet”… hoorde je toen niet.
— En Walter Van den Broeck tien jaar later ?
WvdB: Dat zou je aan anderen moeten vragen. Ik ben sindsdien uit het onderwijs gestapt, einde 1972, om mij op het schrijven toe te leggen.
— Hoe schrijf je een stuk als “Het jaar 10”?
WvdB: Ik ben als schrijver eigenlijk een literair kroniekschrijver. Het heeft lang geduurd eer ik een werkmethode vond. Om honderd bladzijden over te houden maak ik er duizend vuil.
Zelf hebben we echter steeds consequent dezelfde houding aangenomen tegenover Walter van den Broeck. We zagen in hem nu niet direct een “genie” of een “vernieuwer van onze letteren”, maar we hebben steeds zijn vakmanschap bewonderd, zijn menselijk medevoelen, zijn oprecht engagement en zijn feeling voor wat leeft bij “het gewone volk”. Vandaar dat wij met belangstelling uitkeken naar dat « Jaar tien », waarvan de tekst door Manteau werd uitgegeven (80 blz.).
GEEN ZIER GELUKKIGER
Tien jaar heeft Jan Debruycker erop gewacht, op het jaar 10 na Vieille Montagne. Vlaanderen heeft tien jaar gewacht op het vervolg van dat schitterende toneelwerk, dat document van Walter van den Broeck « Groenten uit Balen ». Dat is een zware belasting voor een auteur die verwachtingen moet inlossen die hij misschien niet kan waarmaken. De sfeer in 1981 is anders dan deze van 1971 : het jaar 2000 nadert en het doemdenken overheerst de samenleving en dus ook het nieuwe stuk. Crisis en doemdenken, van den Broeck zet zich er scherp tegen af.
Tien jaar na de staking in het zinkbedrijf Vieille Montagne» te Balen, die het gezin van Jan de Bruycker op de rand van de ontreddering bracht, is er bij de familie De Bruycker heel wat veranderd. Jan zelf is met pensioen, zijn vrouw Clara heeft haar werk verloren, Germaine is met Luc getrouwd en heeft net een tweede kind gekregen dat niet van Luc is. Opa is overleden maar een ander familielid heeft bij de De Bruyckers zijn toevlucht gezocht: nonkel Albert uit Oostende, die met zijn rechtse ideeën het politieke evenwicht in het gezin komt verstoren. De sociale omstandigheden in het arbeidersgezin zijn echter niet zo ingrijpend gewijzigd ; de vraag naar loonsverhoging heeft plaatsgemaakt voor de vraag naar werkgelegenheid, de crisis slaat even hard, zo niet harder, toe. Financiële problemen brengen emotionele problemen met zich mee, en Jan de Bruycker, die voelt dat zijn weerstandsvermogen tegen de crisis niet meer dat is van tien jaar geleden, grijpt terug naar de pen om een brief naar de koning te schrijven: « Sire, ’t schijnt dat ze de werkman afschaffen. En ’t schijnt dat ’t ook weer oorlog gaat worden. A propos, Sire, nu dat we ’t daar toch over hebben: zouden die raketten niet beter rond het koninklijk paleis staan dan hier op de Keiheuvel ? Een koning dat moet toch beter beschermd worden dan een kleine gepensioneerde, is ’t niet ? »
De personages uit « Groenten » zijn dus geëvolueerd, en hun karakter en ideeën worden niet steeds helder en rechtlijnig gepresenteerd : geen poppenkastfiguren dus, maar de auteur heeft het meteen zichzelf, de cast en het publiek niet makkelijk gemaakt. Hoofdpersoon Jan Debruycker (in de BENT-productie zeer knap vertolkt door Willy Van Heesvelde) is de naïeve dromer gebleven die hij in « Groenten uit Balen » was, hij heeft weliswaar geleerd uit zijn teleurstellingen maar trekt ook nu weer ten strijde, vergeefs. Zijn vrouw Clara (Suzanne Juchtmans) staat type voor de sociale groep die zich een reeks niet afbetaalde luxemiddelen heeft kunnen aanschaffen maar daar geen zier gelukkiger bij geworden is. Dochter Germaine (Annelies Vaes, noch aan talent noch aan charme iets ingeboet) heeft twee kinderen (het tweede werd gefabriceerd door een Turk, een overbodig detail binnen het stuk vermits deze problematiek verder niet aan bod kwam) en zit met een huwelijkskater. Haar echtgenoot Luc (stuntelig en ongeloofwaardig gebracht door Hans Royaards) heeft zijn Amada-1968- glorietijd niet verteerd, is werkloos, drinkt en slaat zijn vrouw : hoe uitzichtloos het er voor de jeugd wel uitziet na zoveel jaren mooie theorie. Conflicten tussen vader en schoonzoon zijn niet van de scène, hol getheoretiseer tegenover herinneringen aan de prestaties van het GAK (Groot Arbeiderskomitee); maar beide lopen op niks uit. En toch, wanneer Debruycker het jaar tien wil beginnen bij de brug van de Vieille Montagne om vandaaruit de definitieve opstand te leiden, treft hij enkel zijn schoonzoon om hem te steunen. En dan is er tenslotte (de grootvader uit Balen is wegens leeftijd, ziekte en dood afgevoerd), doemdenker oom Albert, een rechtse figuur, kleine middenstander, gebukt onder angst voor inflatie en atoombom. Deze personages sukkelen zonder hoogtepunten, zonder de ontroerende momenten, waarin van den Broeck toch grootmeester is, zonder veel diepgang, het stuk door. Gedragen door een regie die met te flauwe of voor de hand liggende effecten het geheel wil opsmukken, een lach wil forceren. Vooral oom Albert was daarvoor een makkelijk slachtoffer. Bovendien werd deze rol vertolkt door Jo De Meyere die duidelijk zijn image « Herdershond » meesleept (of krijgt hij die domme reacties enkel in het provinciestadje met dorpsmentaliteit Sint-Niklaas waar wij de voorstelling bijwoonden samen met de elite die eventjes cultureel kwam doen en naar links en vooral naar rechts kwam knikken?).
« DE WUVEN BIJ DE KOFFIEPOT »
De Meyere werd weinig geholpen door regisseur Jaak Vissenaken: overacting (wat niet tot zijn stijl hoort) tot het absurde toe (b.v. de genezingsscène). Op deze wijze ging bovendien via een populaire De Meyere en een door de regie gepopulariseerde interpretatie van het personage alle sympathie van het publiek naar hem toe; niet gezond als je het mij vraagt. Even dachten wij zelfs dat een goed gelanceerd (in stevig West-Vlaams) « de gastarbeiders over de grens, de leeggangers aan het werk en de wuven bij de koffiepot » op een open doekje zou worden onthaald !
En achtergrondmuziek als Urbanus’ moederlied terwijl Germaine de kamer een beurt geeft… jaja, Urbanus behoort natuurlijk ook tot het tijdsbeeld maar spitsvondig is het allemaal niet en het haalt de eindindruk naar beneden wanneer je al die « vondsten » op een rijtje zet.
Nochtans, heeft van den Broeck zeker een groot gevoel voor humor, dan is die in zijn werk toch enkel ondergeschikt aan de tragiek (om hem namelijk verteerbaarder te maken, maar ook wel om een groter publiek te bereiken en — waarom niet ? — om realistisch te blijven). Vooral het slot is onvergetelijk als, met op de achtergrond John Lennons « Imagine », Jan Debruycker die vruchteloos op de nieuwe revolutie had gewacht, toch contact krijgt op zijn CB-bakje : “Is er iemand stand-by?”. Wij, Jan jongen, wij zijn « stand-by » …
« Tien jaar later » is een stuk dat het volgend seizoen weer zal doen bij talrijke amateurgezelschappen, een volks stuk, minder aangrijpend toch dan zijn voorganger, met minder pregnante scènes, niet zo beklijvend… een tijdsdocument dat ons over nog eens tien jaar misschien zal laten zeggen : 1970 was een interessante tijd en strijd, 1980 was lauwte en passiviteit, of verzet en enthousiasme tegenover berusting en aanvaarding.
Niet de voltreffer die het had kunnen zijn, met te weinig climaxen, te weinig tragiek, te weinig verantwoorde lach. Had « Tien jaar later » de gebalde kracht gehad van de prachtige, dramatisch verantwoorde, indringende slotscène, dan hadden wij hier de waardige opvolger voor « Groenten uit Balen ». Nu kon dit slot enkel de desillusie enigszins ondervangen. Misschien is « Het jaar 20 » weer helemaal in stijl, als toneelstuk en als tijdsbeeld ? Rendez-vous in 1991.
ENIGE TIJD LATER IN DE KNS…
Aldus Johan de Belie in een ongedateerde recensie in De Rode Vaan. Het gaat hier over de opvoering door het BENT-gezelschap en ik heb de indruk dat dit de creatie van het stuk betreft. Dan gaat het dus ook vooraf aan de volgende recensie die ik vond in De Rode Vaan nr.49 van 1984. Maar ook hier is niet alles bijgehouden en zo is b.v. de naam van de auteur weggevallen. Dat zal dan wel Jo Sneppe of Piet Loose geweest zijn. Zij namen destijds de Antwerpse toneelscene voor hun rekening, maar de recensie situeert zich juist ongeveer op de “machtsoverdracht”, daarom weet ik niet of het hier om Jo dan wel om Piet gaat…
“Gezien allerlei technische omstandigheden kunnen wij helaas slechts ruimschoots te laat berichten over twee interessante voorstellingen in KNS-Antwerpen en NTG-Gent, namelijk « Tien Jaar Later » van Walter van den Broeck en « Liefde, Lust en Horens » van Thomas-Simon Gueullette. Op hun oorspronkelijke plateaus zijn de voorstellingen zelfs reeds afgelopen. Gelukkig heeft men ze nadien uitgewisseld, zodat van den Broeck nu in Gent te bekijken is en Gueullette in Antwerpen, maar zelfs deze voorstellingen lopen op hun eind. Wie dus gewacht heeft op het ogenblik dat ook de rv zich bij het loflied van het koor van de verenigde Vlaamse pers zou scharen, die aarzele niet langer !
Na « Thomas More » is « Tien Jaar Later » inderdaad een tweede voltreffer bij de KNS. Dit goed gedocumenteerd vervolg op Groenten uit Balen, wordt in dezelfde bezetting en regie (Herman Fabri) nóg dramatischer en actueler, en daarom waarschijnlijk veel sterker vertolkt. Frank Aendenboom is Jan Debruycker helemaal deze keer, zijn woedeuitbarstingen en meer serene momenten volledig geloofwaardig, de dialogen van een realisme zonder sleet op, zoals we in de Vlaamse hedendaagse toneelschrijfkunst zelden meemaken. Julienne de Bruyn, Camilia Blereau en Serge Adriaensen (resp. vrouw, dochter en schoonzoon) ondersteunen de protagonist voortreffelijk. Ook hier overtreft het herkenningselement en realiteitsgehalte de productie van vorig jaar.
Een nieuwe figuur is de schoonbroer Albert (Martin Gyselinck), die de inwonende opa uit het vorige stuk vervangt in zijn rol van doemdenker. Het is een geslaagde toevoeging, niet in het minst door zijn komische inbreng. Deze West-Vlaamse gewezen middenstander en betweter, met « schamoteren » als hobby, wordt gehaat als de pest door Debruycker, bij wie hij zich langzaam maar zeker voorgoed komt innestelen, wat uiteraard voor de nodige contrasten en spanningen zorgt.
Verdere evoluties zijn min of meer voorspelbaar : de crisis heeft in het gezin toegeslagen, in de ruimste zin van het woord. Geld- en huwelijksproblemen bij de twee generaties van de familie, werkloosheid en alcoholisme bij de jongere tak. Het zit dus wel veel negatiever dan tien jaar ervoor. De ontgoocheling van Jan Debruycker is compleet als de herdenkingsstaking die op 8 januari 1981 in de Vieille Montagne zou moeten worden gehouden en die een nooit eerder geziene stakingsgolf door het land zou moeten teweegbrengen op een sisser uitloopt.
Toch eindigt het stuk niet helemaal defaitistisch. De gebroken huwelijkspotten worden gelijmd, nonkel Albert heeft uiteindelijk ook een sympathieke kant getoond en terwijl Jan Debruycker zich van zijn CB-apparatuur (ter vervanging van zijn geschrijf aan de koning) afwendt, klinkt na enkele ogenblikken een stem « is er iemand stand by ? », wat alsmaar nadrukkelijker herhaald wordt en in echo de zaal wordt ingeslingerd.”
Ik vond Van Heesvelde bijzonder grappig in Au bouillon Belge. Hij speelt de Waalse neef met gebrekkig Nederlands en doet dat niet karikaturaal maar heel inventief.
Iemand eindigt een zin met”..en pluimen op mijn hoed!”.
Hij direct: “Pluimen in uw gat, ja!”
En bij het ruziën roept hij:”Zwijg uw mond!”
LikeGeliked door 1 persoon