Op 19 juli 1793 was als een uitvloeisel van de Franse revolutie het recht op de “propriété intellectuelle” goedgekeurd, in mensentaal: het ontstaan van de auteursrechten.
De toneelschrijver Pierre Beaumarchais richtte meteen de Société des Auteurs et Compositeurs Dramatiques op, waarmee hij o.a. de rechten op Mozarts “Le nozze di Figaro” meende te kunnen afdwingen omdat die gebaseerd was op zijn toneelstuk. Zijn pogingen bleven echter vruchteloos. Het auteursrecht beperkte zich voorlopig immers tot Frankrijk en bovendien waren het de uitgevers die het opeisten nadat zij de auteurs met een aalmoes de rechten op hun uitgegeven werk hadden afhandig gemaakt. Het zou nog een halve eeuw duren vooraleer een en ander zou worden rechtgetrokken. Dat was dan naar aanleiding van een rechtzaak aangespannen tegen een componist, wiens naam helaas in de nevelen van het verleden is verloren gegaan. Deze zat namelijk in een restaurant te eten waar zijn muziek werd gespeeld. Toen hij daarvoor betaald wilde worden, weigerden zowel het orkestje als de restauranthouder op zijn vraag in te gaan. Waarna de man dan ook weigerde zijn eten te betalen. De restaurateur bracht de zaak voor het gerecht, maar verlóór. Zo werd in 1850 de SACEM opgericht (la Société des Auteurs, Compositeurs et Editeurs de Musique), de opvolger van de vereniging van Beaumarchais, maar deze keer wél met rechtsbevoegdheid, zij het nog altijd uitsluitend binnen Frankrijk. Het zal b.v. nog tot 1912 duren vooraleer het Verenigd Koninkrijk en Duitsland mee in de boot stapten.