Drie jaar eerder was er al “Jurassic Park” met “levende” dinosaurussen en een jaar later kon Tom Hanks in “Forrest Gump” John Lennon de hand drukken via computertechnieken. Het bleven echter films die “eruit sprongen”. Als we evenwel het filmaanbod van het jaar 1996 bekijken, dan is het duidelijk dat de computer de overhand begint te halen op de camera.

DAT komt vooral omdat dit een weerslag heeft op de budgettering van bepaalde films. Roland Emmerich van “Independence Day” heeft het reeds gezegd: “Binnenkort zal het mogelijk zijn om in je garage een blockbuster te verfilmen.” Niet dat zijn SF-succes voor een appel en een ei is gemaakt, maar de kosten werden toch zwaar gedrukt door het ontwerpen van eigen computertechnieken. En dat geldt o.a. ook voor “Twister”, “Dragonheart” en “Jumanji”.
PILLOW BOOK
En wat de toegankelijkheid van die technieken betreft, die is ook veel “democratischer” geworden. “Jurassic Park” kon ons nog met verstomming slaan, maar dezelfde technieken worden nu b.v. aangewend om Eddie Murphy in “The nutty professor” of Michael Keaton in “Multiplicity”, eigenlijk twee B-filmpjes, zowaar met zichzelf te laten acteren.
Om je een idee te geven wat nu het verschil is met vroegere films waarin één acteur meerdere rollen speelde, kan het b.v. instructief zijn om nog eens naar “The Family Jewels” van en met Jerry Lewis te gaan kijken. Dat niveau is nu zo amateuristisch dat men dat niet meer zou aanvaarden.
Maar alle “Pillow books” van Peter Greenaway ten spijt (waarin computertechnieken artistiek interessant worden aangewend), kan het natuurlijk niet anders of de echte filmliefhebber begint zich van deze technieken af te keren en wil opnieuw “films met inhoud” zien.
Vandaar allicht het succes van de Jane Austen-verfilmingen met niet minder dan drie bioscoopfilms (“Sense and sensibility”, “Persuasion” en “Emma”) en een enorm populaire TV-reeks (“Pride and prejudice”).
In al deze films wordt overigens beschaafd Engels gesproken, een verademing na al de “fucks” en “shits” uit “Pulp Fiction”, “Trainspotting”, “Kids” en de films van de jonge zwarte Amerikaanse lichting.
STRIPTEASE
In dat licht kunnen we ons ook verzoenen met een aantal grandioze flops, te beginnen uiteraard met de striptease-films, “Showgirls” van Paul Verhoeven en natuurlijk “Striptease” zelf met Demi Moore.
Wat had men overigens dit jaar toch met dit onderwerp?
Zelfs in “Independente day” werd in een nevenintrige geduldig uitgelegd dat dit in feite een eerzaam beroep is. Zoals het in de Verenigde Staten wordt beoefend, hebben we daarover een ietwat afwijkende mening, maar het is waar dat we in “Exotica” van de Canadees Atom Egoyan wel geneigd waren dit zelfs als een soort kunstvorm te aanvaarden.
Overigens was deze film zeer actueel in het licht van de affaire Dutroux die ook in de filmwereld sporen naliet. De release van niet minder dan vier films, waarin liet onderwerp ter sprake kwam, werd er immers door beïnvloed: “The ogre”, “A time to kill”, “Sleepers”, die allemaal over pedofilie en/of kinderverkrachting handelden en, niet te vergeten, de remake van “Lolita”, waarvan ik me zelfs afvraag of deze ooit de gevestigde bioscoopzalen zal halen.
Demi Moore kreeg trouwens ook kritiek op moreel vlak voor “Striptease”, omdat ze hierin stripte terwijl haar eigen dochtertje Rumer toekeek. Anderzijds liet de Zweedse regisseur Bo Wederberg zijn zoon Johan de hoofdrol vertolken in “All things fair”, een autobiografische film, waarin Bo het verhaal vertelt hoe hij als schooljongen in de liefde wordt ingewijd door zijn lerares. Dat kon (gelukkig) nog wel.
In de huidige context begroeten we dan ook twee films die pleidooien willen zijn tegen de doodstraf. Als Susan Sarandon aan liet woord is in “Dead man walking” kunnen we spreken van een gelukt betoog, maar als Sharon Stone liet gewicht van de film moet dragen in “Last dance” mislukt het.
Het zat Sharon overigens niet mee dit jaar: ook haar remake van “Diabolique” flopte. Zoals mijn goeroe Barry Norman (BBC) zegt: “Het is niet dat ze niet kan acteren, hoor. zeker niet! Telkens als ze in beeld is, kan men zo zien dat er geactéérd wordt. Recht uit het boekje. Terwijl echte acteurs en actrices erin slagen deze technieken juist zodanig aan te wenden dat men denkt dat ze zich gewoon gedragen.”
KOMEDIES
Maar genoeg getreurd, er viel ook wat af te lachen liet voorbije jaar. Een uitstekende komedie was “Babe”, evenals “Wallace and Gromit” en “Mighty Aphrodite”, respectievelijk met een varken, een hond en een dom blondje in de hoofdrol.
Met “When nature calls” en “The cable guy” kwam er echter een vroegtijdig einde aan de opgang van Jim Carrey. In de aanvang zagen we nog iets in deze uitzinnige komiek, maar “uitzinnigheid” blijkt uiteindelijk zijn enige handelsmerk te zijn.
Er komt ook sleet op de formule van Leslie Nielsen (“Dracula: dead and loving it” en “Spy hard”), maar persoonlijk houden we nog wel van deze man. Dit in tegenstelling tot Robin Williams (“The birdcage”, “Jumanji” en vooral “Jack”), die blijkbaar enkel nog goed is in ernstige films (“Dead poets society”, “Good morning Vietnam” en binnenkort “The Secret Agent”).
Nog een komiek die door de mand is gevallen is Steve Martin wiens “Father of the bride, part two” uiteindelijk zelfs niet werd uitgebracht in ons land en zijn “Sgt.Bilko” mag voor ons diezelfde weg opgaan.
Ook Eddie Murphy kon met “Vampire in Brooklyn” en “The nutty professor” de neergaande curve niet ombuigen. Niet te verwonderen als men weet dat deze laatste film vooral grappig wil zijn door winden te laten.
Niet komisch, maar intimistisch mooi en daarom erg deugddoend was “Il postino” met een prachtige prestatie van de onmiddellijk na de opname overleden Massimo Troisi als de postbode, die ontdekt hoe men met poëzie zelfs de mooiste vrouwen kan versieren. (Zuig daar een punt aan, Eddie Murphy!)
Ook graag gezien: “Le cri de la soie”, een fetisjfilm zoals “The Pillow Book”, maar dan traditioneler verfilmd. Zoals de titel reeds laat vermoeden, zit het fetisjisme hier in het verbinden van seksuele extase aan het gebruik van zijde.
Gwyneth Paltrow was met prachtige rollen in “Emma”, “Seven” en “Moonlight and Valentino” zeker de meest opvallende nieuwkomer. Sandra Bullock daarentegen stagneerde met “Stolen hearts” en een bijrolletje in “A time to kill” en dat deed ook Antonio Banderas, al zou hij in “Evita” best genietbaar zijn. Afspraak in 1997!

Referenties
Ronny De Schepper, 1996: het jaar van de computer… én van Jane Austen, Stepsmagazine december 1996
Ronny De Schepper, 1996: het jaar van de computer… én van Jane Austen, Film januari 1997

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.