Het Vlaams Radio Orkest verandert van naam en wordt voortaan The Brussels Philharmonic. Tevens deelde het mee dat de artistieke leiding vanaf het seizoen 2008-2009 zal worden waargenomen door Michel Tabachnik. Michel Tabachnik is een Zwitsers dirigent en componist (°Genève, 10/11/1942) die er in 1996 van werd beschuldigd de leider te zijn van de Orde van de Zonnetempel. Zijn ex-vrouw was één van de zestien slachtoffers van de collectieve zelfmoord in de Franse Alpen in 1995. In 2006 werd hij echter vrijgesproken bij gebrek aan bewijzen. Het parket tekende evenwel beroep aan. Het beschouwde Tabachnik als een van de theoretici van de sekte en hij zou met zijn publicaties hebben bijgedragen tot de zelfmoorden. Maar ook in beroep werd hij vrijgesproken en in eerste instantie werd hij de leider van het Noord Nederlands Orkest. En nu dus ook van het Vlaams Radio Orkest. Of van The Brussels Philharmonic, als u dat verkiest.
Het BRTN-Filharmonisch Orkest werd in 1978 opgericht als autonoom symfonieorkest van de nederlandstalige uitzendingen van de BRTN. Vanaf zijn oprichting beschikt het orkest over een vaste kern van 93 musici, wat de uitvoering van een uitgebreid orkestrepertoire toelaat. Het orkest wordt op de eerste plaats tewerkgesteld voor de muziekproducties van Radio 3 met een repertoire dat nagenoeg de volledige klassieke en moderne orkestliteratuur omvat. Daarbij gaat speciale aandacht naar de creatie en de productie van eigentijds en Vlaams werk en naar de uitvoering van minder gekende of ten onrechte verwaarloosde composities uit het nabije verleden.
De eerste chef-dirigent van het BRTN-Filharmonisch Orkest was Fernand Terby. Deze dirigent werd geboren in Schaarbeek op 13 april 1928, waar hij oorspronkelijk werd opgeleid als cellist. Toch is hij begonnen als jazzbassist en die belangstelling voor het lichtere genre heeft hij ook bij het BRT-orkest behouden. Hij overleed op 30 september 2004. Sedert 1988 is Alexander Rahbari benoemd tot chef-dirigent.
Het BRT-Filharmonisch Orkest is uiteraard een ensemble met veel envergure, maar toch komen ook zij niet zo heel veel aan bod in De Rode Vaan. Een concert is nu eenmaal een zeer vluchtig iets en de deadline die voor de cultuurpagina’s geldt, is er dan ook oorzaak van dat de discrepantie tussen uitvoering en publicatie zo groot is, dat het vaak niet meer de moeite loont er nog eens op terug te komen. Toch willen we nu daarop even een uitzondering maken omdat in het kader van het Festival van Vlaanderen dit orkest een werk van eigen bodem heeft gecreëerd. Uiteraard gebeurde dit ook weer onder druk van de « creatie-dwang » van minister Dewael, waar wij in principe niets op tegen hebben, zelfs integendeel, maar na twee experimenten zijn wij zeker niet overtuigd van de kwalitatieve sprong die onze Vlaamse componisten erdoor zouden kunnen maken. Het zal ten hoogste een kwantitatieve zijn. Misschien in de hoop dat uit « meer » uiteindelijk ook « beter » zal voortkomen.
Eigenlijk een plausibele stelling, maar dan wel op voorwaarde dat de componisten in kwestie wat meer plichtsbewustzijn aan de dag leggen, dan wonderknaapje Daniël Schroyens (°1961, eerste compositie op 13-jarige leeftijd) van wie het BRT-orkest het « Poëma voor strijkorkest » vertolkte. Dit werk werd in 1982 ingezonden voor de Menuhin-compositiewedstrijd, maar omdat Schroyens het wedstrijdreglement pas veertien dagen voor het afsluiten van de inzendingen ontving, bewerkte hij snel zijn bestaande « Melafonie » voor twaalf solostrijkers. Dat was nog duidelijk merkbaar in dit « Poëma » dat nauwelijks als een orkest-compositie kan worden omschreven. Samen-spelen was b.v. nauwelijks de bedoeling, zodanig zelfs dat het amper opviel wanneer iemand heel manifest in de fout ging. Qua compositietechniek waren de echo- en ondersteuningseffecten, die duidelijk aan de belangstelling van de componist voor minimal music refereerden, nog het knapste. En verder hebben we de mooie klank van eerste violist Clemens Quatacker nogmaals bewonderd. De componist zat in de zaal en net als bij zijn voorganger (en leermeester) Rafaël D’haene leefde het applaus pas op als dirigent Karl Anton Rickenbacher hem als dusdanig aanwees.
De kwaliteiten van deze Zwitserse dirigent kwamen beter tot uiting bij zijn gloedvolle « begeleiding » van Ravels « Shéhérazade », zoals die gemaîtriseerd werd vertolkt door de Franse sopraan Michèle Command, en vooral bij zijn weergave van de vierde symfonie van Anton Bruckner. Een confrater in « De Gentenaar » sprak van « een erotische vertolking » en, inderdaad, we hadden al nattigheid gevoeld maar we wisten niet waar de klepel hing.
Rickenbacher is ooit nog bij Herbert von Karajan in de leer geweest en dat merkte men vooral aan het show-element, ook naar het publiek toe. De rusteloosheid van het Gentse publiek geeft daar echter wel aanleiding toe, zoals ook de Russische dirigent Mariss Jansons mocht ervaren die zijn Leningrads Filharmonieorkest tot tweemaal toe moest « afkloppen » vooraleer zij echt van start konden gaan. Dit haalde dit meesterlijke orkest echter niet uit zijn concentratie en het totaal-Russische programma (Rachmaninov, Prokoviev en Tsjaikovski) werd tegelijk gedisciplineerd én émotioneel vertolkt. En zo hoort het ook. Dit was een concertavond zonder één enkel vlekje. (De Rode Vaan nr.42 van 1987)
“De 200 miljoen die het orkest kost, is te veel voor sommigen,” aldus directeur André Laporte in het muziektijdschrift Privilege. En blijkbaar heeft hij gelijk, want elders is er sprake van 165 miljoen. Maar dat is toch nog altijd veel meer, vindt de BRTN-directie, dan de ganse informatieve sector die 115 miljoen toebedeeld krijgt. Daarom speelde men anno 1993 met de gedachte om het BRT-orkest de structuur van een vzw te geven. Daarbij zou net zoals bij de VLOS of het KFOVV de vzw als werkgever optreden. Deze vzw zou op drie pijlers rusten: de omroep uiteraard, de Vlaamse Gemeenschap en de vrije markt (inkomsten van optredens en sponsors; in dit licht werd het woord gevoerd door de voorzitter van het VEV, tevens hoofd van de Raad van Bestuur). Het ministerie van cultuur zag dat wel zitten, maar een verruiming van de financiële middelen was echter sowieso noodzakelijk als men ziet dat het BRT-orkest op dat moment over evenveel subsidie beschikte als het KFOVV, terwijl zij er nog wel een koor bij moesten nemen!
Het koor heeft maar drie vierden van de arbeidstijd van het orkest (maar wordt ook slechts voor drie vierden betaald, wees gerust), ondanks het feit dat het toch wel een bredere scoop moet hebben. Zo speelt het BRT-orkest geen barok en is ook het vocale hedendaagse repertoire meer gediversifieerd.
Verder vermeldde Laporte als andere nefaste invloed ook nog dat “het BRT-Filharmonisch Orkest verplicht is zeer moderne werken te spelen die een zeer beperkt aantal melomanen aanspreken.” Een merkwaardige uitspraak voor een hedendaagse componist! Bovendien is het nu eenmaal de taak van gesubsidieerde instellingen om regulerend op te treden tegenover de vrije markt-idee van vraag en aanbod. Met andere woorden, als men de commerciële toer wil opgaan, dan moet men daarvan ook de consequenties dragen door niet de gemeenschap daarvoor laten opdraaien, maar zelf voor de inkomsten in te staan.
Twee “oplossingen” deden de ronde: een versmelting met het RTBf-orkest (tot een “nieuw” nationaal orkest dus) of met de Filharmonie van Vlaanderen. Aangezien ondertussen het eerste orkest werd opgedoekt, bleven nog alleen onderhandelingen met de Filharmonie mogelijk. Deze contacten geschiedden vooral op het kabinet van cultuur omdat men daar een dergelijke fusie wel zag zitten “vermits het BRT-orkest zijn musici niet voltijds aan het werk kan houden en het Filharmonisch Orkest uitbreiding zoekt” en omdat de vader van het project eigenlijk kabinetsmedewerker Johan Huys is, die zelfs in de liberale krant “Het Laatste Nieuws” als “een vrij omstreden figuur” werd beschreven (14/1/92). Uiteindelijk is die fusie niet doorgegaan (o.m. omdat Huys zijn functie heeft neergelegd), wat men zou kunnen toejuichen, alleen kan men zich afvragen of het BRT-orkest dan niet dezelfde weg zal opgaan als dat van de RTBf…
André Laporte (tijdens die fameuze opnamesessie van “La Bohème”, waarop ik ook nog Alexander Rahbari, Miriam Gauci en Marcel Rosca heb geïnterviewd): Daar zal nog veel over worden gepraat om te zien of we nog voldoende geld krijgen. Maar ik denk het wel. Het is één van de goedkoopste orkesten wat de werkingskosten betreft, maar niettemin blijft het een aanzienlijke som, die bij de BRT deel uitmaakt van een veel groter geheel. Men stelt dan ook altijd de vraag: heeft de BRT een orkest nodig? Wij denken natuurlijk van wel. Ik denk dat Vlaanderen niet zo uitermate rijk is aan orkesten, zelfs niet in vergelijking met andere kleine landen, zoals Denemarken. Bovendien doet het BRT-orkest een hele hoop heel specifieke dingen, zoals het uitvoeren van hedendaagse muziek, van Vlaamse muziek. Als dat wegvalt, dan valt heel dat onderdeel van het creatieve muziekleven bij ons weg.
– Men zit ook nog altijd met de kater van het erg onzindelijk opdoeken van de big band van Freddy Sunder (die zelf al een fusie was van het jazzorkest van Etienne Verschueren en het dansorkest van Francis Bay). Overigens mag dit geen koren op de molen zijn van de BRT-afbrekers, want hun zo geliefde VTM heeft geen vinger uitgestoken om dit orkest op een of andere manier aan deze instelling te koppelen. Playbacken is immers nog altijd goedkoper. Hoe dan ook, er wordt nu gezegd: om het BRT-orkest in leven te houden, zou het ook andere dingen moeten gaan doen. Hoe staat u daar tegenover?
André Laporte: Ik denk dat het orkest al die dingen nu al doet. Men is gewoon niet goed geïnformeerd.
– Maar mensen die dat zeggen, spreken dan uiteraard over amusementsmuziek. (In het “witboek” dat de vakbonden samenstelden n.a.v. het verdwijnen van de BRT-Big Band en het RTBF-symfonisch orkest, wat zowat 200 banen kosten, en bij een mogelijke fusie zouden daar nog eens 100 kunnen bijkomen, staat letterlijk “van Bach tot Clouseau”.)
André Laporte (lacht): Ik denk niet dat dit de bedoeling kan zijn. Ons orkest kan absoluut niet opdraven voor het programma dat ooit de big band verzorgde. Er is een te groot verschil tussen die twee soorten orkest. Dat zijn zaken die uitgaan van mensen die niet weten waarover ze praten. Dat leeft misschien in de geest van zakenmensen, maar je moet ook rekening houden met de culturele achtergrond. We kunnen natuurlijk symfonische jazzmuziek spelen, maar dat gebeurt nu ook al geregeld. Gershwin b.v. schreef wel degelijk voor een symfonieorkest. Maar echte typische jazz dat kan men niet overlaten aan een filharmonisch orkest. Dat staat gewoon niet ter discussie.
– Maar neem nu de soundtrack van een eigen dramareeks of zo…
André Laporte: Dat zou eventueel wél kunnen. Dat moet gewoon geval per geval worden bekeken. Alleen zou men dat dan vroeg genoeg moeten voorzien. Nu gebeurt het nogal eens dat men drie weken op voorhand afkomt of we dit of dat niet eens vlug kunnen doen.
– Dat is natuurlijk de hamvraag: in hoever is het BRTN-Filharmonisch Orkest een “gewoon” orkest dat met de trui van de BRT aan “rijdt” om de wielerterminologie te gebruiken, of in hoever is het een echt “huisorkest”?
André Laporte: Het is natuurlijk altijd de bedoeling geweest specifiek een omroep-opdracht te hebben, maar ze moeten dan wel overeenstemmen met de intrinsieke mogelijkheden van het ensemble. Tot hiertoe hadden wij vooral symfonische werken van het romantische en het hedendaagse repertoire opgenomen, maar de opera’s die we nu opnemen zijn een onderdeel van het feit dat wij aan het bewijzen zijn dat wij alle mogelijke genres aankunnen. Onze Bartok-CD werd in een gezaghebbend tijdschrift in Londen b.v. gerangschikt tussen de vijf beste CD’s aller tijden van deze muziek, naast de Berliner Philharmoniker, The New York Philharmonic, The Chicago Philharmonic en die van Montreal.
Een bijkomend probleem was de dreigende verkoop van het oude BRT-gebouw op het Flageyplein. Daar repeteerde immers het BRT-orkest. Bovendien behoort Studio 4 volgens Rudolf Werthen tot de top vijf in West-Europa op het vlak van de akoestiek. Het zou dus erg jammer zijn mocht deze zaal verloren gaan. Pieter Andriessen sluit zich daar uiteraard bij aan. “Ondertussen is het al zo ver gekomen dat het gebouw zal gered worden dankzij de studio en niet andersom. Maar hoe, dat is helemaal nog niet zeker. Het zou een uitstekende concertzaal kunnen zijn voor de Stad Brussel, maar daar is men niet geïnteresseerd. En voor privé-kopers is het ook delikaat: door het kleine aantal zitplaatsen, kan men voor een concert nooit een break-even halen, laat staan winst maken. En dat terwijl er 800 miljoen voor renovatiewerken zouden nodig zijn! Toch is dat wellicht de enige oplossing: een privatisering en dan opnieuw gehuurd worden door de BRT.”
Het gebouw vormt trouwens sowieso een probleem, ook als het niet wordt verkocht, want het zit vol met asbest en dat is nu ook niet echt bevorderlijk voor een gezond concertleven… Op dat moment was het dossier nog altijd politiek geblokkeerd. Het gebouw is immers nog altijd gezamenlijke eigendom van de BRTN en de RTBF, terwijl men nu meer en meer streeft naar “eenheid van bezit”. Aangezien de RTB zijn orkest en koor reeds heeft afgestoten, lijkt het voor de hand te liggen dat het gebouw aan de BRT zou worden toegewezen, maar zo evident is dat natuurlijk niet in een franskiljonse deelgemeente als Elsene. Enfin, de BRT hoopt toch alleszins de omvangrijke muziekbibliotheek in te lijven…
Uiteindelijk werd het gebouw in mei ’94 verkocht aan een groep rond zakenman Piet Van Waeyenberge, die tevens de voorzitter is van de vriendenkring van het BRTN-orkest en daardoor leek de “muzikale” toekomst van het gebouw wel verzekerd. De verkoopprijs was 270 miljoen, maar de omroepen moesten wel 30 miljoen terugstorten om het asbest op te ruimen. De échte renovatie werd op een half miljard geraamd. Er was sprake van dat reeds in 1996 koor en orkest terug kunnen naar hun oorspronkelijke zetel zouden kunnen trekken. In afwachting zouden ze in de Magdalenazaal repeteren. Dat laatste was wel wààr – zo heb ik nog vaak pinten kunnen pakken met leden van het orkest (*), aangezien ik vlak in de buurt werkte – maar uiteindelijk trok men naar Leuven i.p.v. naar Flagey.
En het probleem van het orkest zelf bleef bestaan natuurlijk. Rahbari maakte zich in mei 1994 dan ook erg kwaad op radio-directeur Piet Van Roe, die hem op al die tijd nog altijd niet had gesproken. “Men zegt dat hij niet van klassieke muziek houdt en dat voor hem het orkest niet hoeft. Die man moet men ontslaan. Gelukkig hebben we mensen als Els Witte, Cas Goossens en André Laporte. Zonder hen was het orkest al lang opgedoekt. Maar in 1996 gaat Laporte met pensioen en mijn contract loopt tot september 1997. Tot nog toe dacht ik altijd dat ik dit orkest nooit zou verlaten. Vandaag ben ik daar niet meer zo zeker van.”
In 1994 kregen het koor en orkest BRTN de titel van cultureel ambassadeur toegekend, maar tegelijk werden ze aan de deur gezet in de vertrouwde studio op het Flageyplein om de gekende redenen. Het seizoen ’94-’95 werd ingezet met een tournee door Duitsland, waaraan meteen ook een nieuwe CD werd gekoppeld, een uitvoering van de tweede symfonie van Anton Bruckner, uiteraard onder de leiding van Alexander Rahbari. Ik besprak deze CD in Het Laatste Nieuws onder de rubriek “Vlaams klassiek”, maar – ook al mikt men terecht op een internationale distributie – toch stuit het tegen de borst dat het inlegboekje verklarende teksten geeft in het Engels, Duits en Frans maar niet in het Nederlands!
Het mocht trouwens toch niet baten: in april ’95 besliste de Raad van Bestuur van de BRTN dat koor en orkest moesten afvloeien in het kader van het terugbrengen van de personeelskosten van 57 naar 50%. “Als de Vlaamse Raad voor de culturele uitstraling absoluut een orkest wil, dan moet hij daarvoor extra centen op tafel leggen,” was de commentaar.
Tijdens de daaropvolgende Elisabethwedstrijd sprak Bart De Schutter, voorzitter van de Raad van Bestuur, dit tegen en beweerde hij dat de lijn van zijn voorgangster Els Witte om koor en orkest te behouden, zou worden verdergezet. Wie daaraan alvast geen geloof hechtte, was chefdirigent Alexander Rahbari die in het begin van 1996 wegens die reden ontslag nam. En ook wel omdat men hem niet kende in het overleg dat moest bepalen wie de opvolger van de met pensioen gegane André Laporte zou worden. Dat enkele dagen later Frank Deleu, musicoloog, beiaardier en hoofd van omroep West-Vlaanderen werd aangesteld, kon Rahbari – die ook nog even scherp uithaalde naar Bert De Graeve – niet paaien.
Op 30 april van dat jaar werd dan het verrassende bericht verspreid dat het BRTN-orkest en koor een “princiepsovereenkomst” hadden gesloten met I Fiamminghi. Uiteindelijk ging de transactie van het BRTN-orkest niet door. Wat voor Gouden Bertje De Graeve geen probleem was: hij gaf koor en orkest gewoon cadeau aan cultuurminister Luc Martens. Hij wilde er zelfs 220 miljoen voor inleveren om ervan af te zijn.
Martens wees er echter op dat iedereen steeds spreekt over 220 miljoen die hij daarvoor van minister Van Rompuy zou erven, “maar indien ik geen 264 miljoen krijg, kan ik u verzekeren dat er moeilijkheden van zullen komen”. Hij gaf wel toe dat er een beetje “duisterheid heerste wat de verloning betreft”, maar hij pleitte toch voor het voortbestaan omwille van het statuut van de orkestleden. (Hierop was er een stilzwijgende, dus wellicht niet genotuleerde, negatieve reactie van Tuur Van Wallendael; Martens reageerde wel met te zeggen dat hij naar samenwerking streefde tussen het Filharmonisch Orkest en het BRTN-orkest.) Wat de eigen inkomsten betreft kan hij niet aanvaarden dat de opbrengsten van de verkoop van de CD’s naar “een vroegere dirigent” (d.i.Alexander Rahbari) gingen.
I Fiamminghi werd ondertussen door Van den Brande “getroost” met 30 miljoen. Reactie van cultuurminister Martens: “Ik vind het een vervelend dossier en heb veel begrip voor protest. Buiten Ictus, Oxalys en nog een paar anderen moet iedereen inleveren en dan dit! Zelfs mijn eigen regio, met name het Vlaams Symfonieorkest, keert zich tegen mij. Het is wellicht een compensatie voor het BRT-verhaal en de interne sociale problemen die dit met zich meebrengt. Ikzelf ging niet akkoord met de BRT-piste en ook niet met de voorgenomen groei, dus van mij krijgen ze geen extra geld.”
In de Adviesraad voor Muziek herhaalde minister Martens dat hij als minister van cultuur gebonden is aan de regeringsbeslissingen die bij consensus worden genomen. Hij herhaalde dat hijzelf geen voorstander was van het samengaan van I Fiamminghi en het BRTN-orkest “omdat gefatsoeneerde cijfers werden gebruikt”.
Op 4 december 1996 maakte Frank Deleu dan bekend wie Rahbari zou opvolgen, die zoals gezegd ontslag had genomen op 1 maart. Het was de Engelsman Frank Shipway, die vooral werd gekozen omdat hij op dit moment chefdirigent was van een ander omroeporkest, namelijk dat van de RAI. Het is echter de vraag hoe lang het BRTN-Filharmonisch Orkest nog een omroeporkest zal zijn. Slechts na het maxidecreet zal men daarover meer zekerheid hebben en op die manier is Shipway slechts een overgangsfiguur voor drie, maximum vier jaar. Anderzijds is Shipway vertrouwd met de Belgische muzieksituatie, aangezien hij reeds herhaaldelijk gastdirigent is geweest bij het Filharmonisch Orkest van Vlaanderen, het Nationaal Orkest van België en L’Orchestre Philharmonique de Liège, zelfs één keer met het BRTN-orkest (Mendelssohns “Paulus” in mei ’96). Of, zoals producer Jan De Wilde het samenvatte: “Als we spreken over Rudolf Werthen, dan weet hij wie dat is…”
Shipway ontpopte zich, als goede leerling van Von Karajan, al snel als tiran, zodanig zelfs dat op 1 oktober 1997 het orkest in staking ging, omdat hij niet wilde dat Louis Op’t Eyndt de hobosolo speelde in “Götterdämmerung” tijdens de ziekte van Joost Gils. Daarvóór was er ook reeds een incident geweest, omdat voor het concert met Rostropovitsj (die hiervoor nota bene 2 miljoen mocht incasseren) Leon Spierer van de Berliner Philharmoniker werd aangetrokken als concertmeester, ten nadele van Marjeta Korosec. Dat alles weet ik natuurlijk van de orkestleden, al was het dan niet in “Au Pistolet” waar ze meestal zaten, maar gewoon in mijn stamcafé bij Martine van “Le Franlou”, waar ik zowaar ook Raymond van het Groenewoud eens ben tegengekomen. Maar dat uiteraard volledig terzijde.
Het BRTN-koor kon vanaf 1 januari 1998, wanneer het contract voor het gebruik van de Brusselse Magdalenazaal afloopt, in principe terecht in de kapel van het Cultureel Centrum Romaanse Poort in Leuven. Het was de bedoeling dat het koor op termijn zou verhuizen naar een definitief onderkomen in het Philipscomplex aan de rand van de stad, dat ook reeds aan het orkest is toegewezen. De bibliotheek ging naar de KUL.
Belangrijk was ook dat de overkoepelende vzw-structuur met het Filharmonisch Orkest van Vlaanderen er niet komt en dat de orkestleden hun statuut van ambtenaar behouden. Op papier worden ze namelijk door de BRTN “uitgeleend” aan de vzw. Toch waren de orkestleden niet tevreden. Eind ’97 eisten ze het ontslag van Frank Deleu wegens zijn rol in de totstandkoming van het compromis.
Op dat moment moeide ook Paul Dujardin van de Filharmonische Vereniging van Brussel zich in het debat. In de Brusselse Randkrant laat hij zich ontvallen: “Waarom laten de technocraten deze uitgebluste ploeg voortbestaan? De betrokkenen kunnen toch elders aan de slag in de muziekwereld? (…) Ik verdedig geen artistiek besparingsbeleid. Wel zouden de vrijgekomen sommen, waarmee het BRTN-orkest in het verleden werd gesubsidieerd, overgeheveld kunnen worden naar zinvollere, muzikale projecten.” Zoals? Toch niet de Filharmonische Vereniging, zeker?
Enfin, vanaf 1998 hoeft Dujardin zich geen zorgen meer te maken. Wonderboy Dries Sel werd toen immers als intendant aangesteld. Dat gebeurde zonder herrie met zijn vroegere werkgever Rudolf Werthen, waaruit waarnemers afleidden dat met Dries Sel ook het Paard van Troje werd binnengehaald. En inderdaad, niet lang na het aantreden van Sel verdween Shipway. Hij werd echter niet opgevolgd door Werthen, zoals zwartkijkers hadden gevreesd, maar door Yoel Levi, een Roemeense Israëliet, die van 1988 tot 2000 muziekdirecteur van de Atlanta Symphony Orchestra was dat hij had omgevormd tot “een orkest van wereldklasse dat bekend staat voor zijn heldere, virtuoze en prachtige klanken”. Yoel Levi werd tegelijk ook vaste gastdirigent bij het Israel Philharmonic Orchestra (op vraag van Zubin Mehta).
Het nieuwe millenium was nog maar pas begonnen of Dries Sel kondigde ook aan dat het orkest Leuven zou verlaten om zich in Gent te vestigen. Dat zou dan in de Bijloke zijn, maar ongetwijfeld was dit in afwachting van het nieuwe Muziekforum, waaraan de nieuwe cultuurminister Bert Anciaux nog maar pas daarvoor zijn principiële goedkeuring had gehecht (maar dat er nooit zou komen).
Natuurlijk legt burgemeester Tobback zich niet neer bij deze handelswijze. Een kleine bloemlezing uit zijn one-liners in De Standaard van 16/1/2000: “Ik praat niet meer met Sel, dat is een bedrieger. (…) Collega Devlies (schepen van cultuur, RDS) heeft met Sel ettelijke plaatsen bezocht. Maar het was altijd te hoog of te smal of te lang of te breed of te koud of te warm. En als hij het niet meer wist, deugde de akoestiek niet. Wat niet kon, want ze gingen opnames maken. Nu weet ik toevallig dat ze van de Magdalenazaal komen. Daar werden de bierbakken gelost terwijl de muzikanten aan het werken waren (**). (…) Sel kan op zijn zachtst gezegd een serieuze schadeclaim verwachten. Die denkt toch niet dat de stad en de provincie geld in zijn orkest pompen en zich dan voor schut laten zetten? En dan is er nog niet eens een noot muziek uitgekomen. Zo bruin heb ik het in de politiek nooit iemand weten bakken.”
Het Vlaams Radio Orkest werd eind 2000 ook vakkundig afgemaakt op Klara, toch de zender waarnaar de “radio” uit de orkestnaam het meest verwijst. En misschien wel juist dààrom. Die mannen van Klara wilden wel eens laten zien dat ze geen “klassieke radio Donna” waren en dat ze dus bewust niet-commercieel in het eigen vlees durfden te snijden. Al waren sommige argumenten die ze aandroegen wel to the point, moet ik zeggen. Maar dat ging dan bijvoorbeeld over de onnozele bindteksten die directeur Dries Sel had geschreven voor Brittens “young person’s guide to the orchestra”.
Toen begin 2003 een fusie met de Beethoven Academie werd aangekondigd, volgde er prompt een staking. De muzikanten wilden Sel weg. De Raad van Bestuur bleef bij monde van voorzitter Hugo Van Damme oorspronkelijk achter Sel staan, zodat er een patstelling ontstond, maar uiteindelijk werd er toch een vergelijk gevonden doordat Sel uit eigen beweging opstapte, terwijl de fusieplannen gehandhaafd bleven. Sel moet het dus wel heel erg verkorven hebben, want dit is “a hell of a deal”. De Raad van Bestuur stelde Kris Lenaerts als interim-manager aan voor een periode van maximum zes maanden. Hoe het verder is gegaan, heb ik niet meer gevolgd.
Ronny De Schepper
(*) De beste herinneringen heb ik aan violiste Sheherazade Djanati, een landgenote van Rahbari, die nog gestudeerd had bij André Gertler en die gehuwd was met de concertmeester van het Orchestre Philharmonique de Liège.
(**) Dat is niet zo maar een “bon mot”, ik kan dit met mijn eigen ogen bevestigen.