Vandaag is het al 75 jaar geleden dat de legendarische filmregisseur Ernst Lubitsch is overleden.

Hij werd geboren in een gezin van Joodse kleermakers. Op de middelbare school kwam hij voor het eerst in aanraking met het theater. Oorspronkelijk zou hij bij zijn ouders in het familiebedrijfje gaan werken, maar Lubitsch wilde liever in het theater spelen. Op zestienjarige leeftijd stopte hij met school en werd hij overdag boekhouder bij het familiebedrijfje, om ’s avonds en ’s nachts te spelen in cabarets en variété-theaters. In 1911 werd hij als acteur lid van het Deutsches Theater van Max Reinhardt, waar hij zich snel ontwikkelde van kleine bijrollen tot grote hoofdrollen. Een jaar later nam hij een bijbaantje als klusjesman bij de Berlijnse Bioscope filmstudio. Datzelfde jaar maakte hij zijn filmdebuut, eerst als acteur in komedies en vanaf 1914 vooral als regisseur.
In 1918 brak hij als regisseur door met de tragedie Die Augen der Mumie Ma, met Pola Negri in de hoofdrol. Carmen, eveneens met Negri, werd een internationale hit. Zijn werk werd toen al gekenmerkt door komedies, maar hij ging ook meer historische drama’s maken. In 1919 werden onder andere Die Austernprinzessin en Madame DuBarry uitgebracht, waarmee Lubitsch internationale faam kreeg. In Die Austernprinzessin waren voor het eerst zijn kenmerkende visuele stijl en subtiele humor te zien, die later bekend zou staan als de “Lubitsch Touch”. In 1920 regisseerde hij de film Anna Boleyn.
In december 1921 reisde hij af naar de Verenigde Staten om daar reclame te maken voor zijn nieuwe film Das Weib des Pharao. Het daarop volgende jaar vertrok hij definitief naar Hollywood, op verzoek van Mary Pickford, om met haar de film Dorothy Vernon of Haddon Hall op te nemen. Hij wees echter deze film af, maar regisseerde haar daarentegen in Rosita. De film werd enthousiast ontvangen door critici, alhoewel Pickford zelf niet tevreden was over het resultaat. Hij besloot te blijven en zijn carrière in de Verenigde Staten voort te zetten.
The Marriage Circle uit 1924 was de eerste van een reeks succesvolle geraffineerde romantische komedies waarom hij bekend zou staan. Deze reeks bestaat onder andere uit Forbidden Paradise (1924), Kiss Me Again, Lady Windermere’s Fan (1925), So This is Paris (1926) en The Student Prince in Old Heidelberg (1927).
Met de komst van de geluidsfilm in 1927 vertrok Lubitsch van Warner Bros naar Paramount, waarvoor hij onder andere verscheidene musicals regisseerde. In deze periode zou hij zijn grootste successen kennen. Zijn eerste musical was The Love Parade uit 1929, waarin hij zijn ontdekking Jeanette MacDonald de hoofdrol gaf naast Maurice Chevalier. Het samenspel tussen de twee acteurs bleek een gouden zet, en MacDonald en Chevalier zouden in nog vijf films samen te zien zijn. Naast The Love Parade werden ook musicals Monte Carlo (1930) en The Smiling Lieutenant (1931) zeer goed onthaald door de critici. In 1932 maakte hij zijn enige zijstapje naar het ernstige genre (bij Paramount!) met een kritisch anti-oorlogsdrama Broken Lullaby (alternatieve titel: The man I killed).
In de jaren dertig begon Lubitsch een succesvolle samenwerking met scenarioschrijver Samson Raphaelson, waaronder Trouble in Paradise uit 1932 met Miriam Hopkins (Lily, alias Mlle.Vautier), Kay Francis (Madame Mariette Colet), Herbert Marshall (Gaston Monescu, alias La Valle), Charles Ruggles (The Major), Edward Everett Horton (François Filiba), C. Aubrey Smith (Adolph J. Giron), Robert Greig (Jacques, Mariette’s butler). Meesterdieven Lily en Gaston vormen privé en professioneel een perfect koppel. Maar wat als een weduwe die ze wilden beroven, verliefd wordt op Gaston? Trouble in Paradise is een klassiek voorbeeld van de sophisticated comedy waarmee Lubitsch’ naam onlosmakelijk verbonden is. De vederlichte suggestie waarmee hij censuurregels subtiel opzij schoof groeide uit tot een begrip: de Lubitsch touch. Officieel gold de Hays Production Code, de censuur die Hollywood zichzelf oplegde, in 1932 nog niet. Maar de regels waren reeds bekend en richtinggevend, waardoor Lubitsch niet expliciet kon tonen wie wie verleidde. Maar het komische effect van personages die steeds weer verschijnen in deuropeningen van andermans kamer, zegt genoeg.
In 1934 volgde The Merry Widow, gebaseerd op de operette van Franz Lehar, met Maurice Chevalier (Captain Danilo), Jeanette MacDonald (Sonia aka Fifi), Edward Everett Horton (Ambassador Popoff), Una Merkel (Queen Dolores), George Barbier (King Achmed II), Minna Gombell (Marcelle), Ruth Channing (Lulu), Sterling Holloway (Mischka, the orderly) en Donald Meek (valet). De koning van Marsovia krijgt alarmerende berichten uit Frankrijk. Een weduwe die 52% van Marsovia bezit, dreigt in Parijs door een buitenlander aan de haak geslagen te worden! Om het voortbestaan van Marsovia te vrijwaren, zoekt de koning een onderdaan die de vrolijke weduwe voor het altaar kan sleuren. En wie kan die opdracht beter uitvoeren dan Danilo, een Casanova aan wie zelfs de koningin niet kon weerstaan?
Tijdens het draaien van deze komische musical werd de Hays Production Code officieel ingesteld. “Seduction is never the proper subject for comedy,” zei de code. De film diende dan ook met een flinke scheut “Lubitsch‑touch” overgoten te worden om de censors niet voor het hoofd te stoten en sprankelt daarom van inventieve humor. Lubitsch had namelijk een bijzondere aandacht voor de positionering van de acteur binnen een zorgvuldige opgebouwde mise‑en‑scène en liet zijn acteurs de humoristische scènes op een intelligente en ironische manier benaderen.
In 1935 werd hij aangesteld als productiemanager van Paramount, zodat hij zijn eigen films kon produceren, evenals toezicht houden op de productie van andere filmmakers. Bluebeard’s eighth wife (1938) is de laatste film van Ernst Lubitsch voor Paramount, deze keer met Gary Cooper in de hoofdrol naast Greta Garbo, die een jaar later nog te zien zou zijn in het anti-communistische Ninotchka naar een scenario van Walter Reisch en Billy Wilder. Dit was reeds voor MGM. Na deze film regisseerde hij The Shop Around the Corner uit 1940, waarin James Stewart en Margaret Sullivan net zoals Meg Ryan en Tom Hanks vele jaren later in You’ve got mail een concurrerend winkeltje hebben, alleen waren zij toen wel pennevrienden i.p.v. mailsurfers.
Na That Uncertain Feeling (1941) maakte Lubitsch in 1942 een van zijn bekendste films, de zwarte komedie To Be or Not to Be, een satire over een Poolse acteergroep die probeert te ontsnappen aan de Nazi’s. Carole Lombard had een van de hoofdrollen, naast Jack Benny in de rol die later door Mel Brooks zou worden overgedaan en Sig Ruman als Duitse kolonel.
In 1943 vertrok Lubitsch naar 20th Century Fox, waarvoor hij de film Heaven Can Wait opnam. Ook deze film zou later (door Warren Beatty) worden overgedaan. Opnames van andere films werden verhinderd door zijn verslechterde gezondheid, die onder andere zou leiden tot enkele hartaanvallen. Zo werd de regie van A Royal Scandal overgenomen door Otto Preminger. Wel wist hij in 1946 nog Cluny Brown op te nemen. In 1947 kreeg hij de ere-Oscar voor zijn 25-jarige oeuvre in de Verenigde Staten. Later dat jaar overleed hij op 55-jarige leeftijd aan zijn zesde hartaanval. Zijn laatste film, The Lady in Ermine, werd afgemaakt door Otto Preminger en postuum in 1948 uitgebracht.

Ronny De Schepper
(met dank aan C.S. en Wikipedia)

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.