35 jaar geleden hadden de wereldkampioenschappen atletiek plaats in Rome en daar hebben we in De Rode Vaan nogal wat aandacht aan besteed. Het was nog maar de tweede keer dat die wereldkampioenschappen plaats vonden, vandaar dat er in de inleiding wat denigrerend wordt over gedaan, want ondertussen heeft het WK atletiek op mondiaal vlak zeker het WK wielrennen overtroffen.

Dat de wereldkampioenschappen atletiek niet zo tot de verbeelding spreken als, ik zeg zo maar iets, het wereldkampioenschap wielrennen, heeft enkel en alleen te maken met het feit dat de komende titelstrijd in Rome (van 29 augustus tot 6 september) nog maar de… tweede in de geschiedenis is ! De eerste wereldkampioenschappen hadden vier jaar geleden plaats in Helsinki, min of meer op initiatief van Primo Nebiolo, de nieuwe voorzitter van de Internationale Amateur Atletiekfederatie. Nebiolo (1923-1999) vond dat er ieder jaar op atletiekgebied iets moest gebeuren dat tot de verbeelding zou spreken.
Men kan zich dan afvragen of het wel verstandig is dat de wereldkampioenschappen steeds het jaar vóór de Olympische Spelen plaatshebben (en niet twee jaar daarvoor b.v. om een betere spreiding te hebben), maar dat zou dan te wijten zijn aan het feit dat competities als de Wereldbeker die hier in België niet zo bekend zijn, maar b.v. in de Oost-Europese landen wel veel weerklank hebben (ieder werelddeel mag per discipline een deelnemer selecteren, naast dan de Verenigde Staten en de Sovjetunie die om zo te zeggen een continent op zich vormen) en die hebben op dat moment plaats.
SPORTIEVE KWALITEIT OF COMMERCIE ?
Noteren we overigens dat dit jaar ook voor de eerste keer de wereldkampioenschappen in zaal hebben plaatsgehad (deze winter in Indianapolis), helemaal in het verlengde van Nebiolo’s opvattingen. Hier is ook al gebleken dat deze formule alles in zich heeft om het te « maken ». Zo niet bij de grote massa dan toch bij een grote massa sportliefhebbers.
Het is trouwens nog de vraag of grote sportgebeurtenissen inderdaad bij iedereen moeten trachten aan te slaan, dan wel bij geïnteresseerden. In het eerste geval gebeurt het immers maar al te vaak dat sensatie dan de overhand neemt op het puur sportieve spektakel en daar is dan alleen de commercie mee gediend. En dan nog, wie echt naar een doelpubliek toe adverteert b.v. zal immers beter varen bij een associatie van zijn merknaam met een sportieve glansprestatie dan met barnum.
Meteen zijn we al een eind van ons onderwerp afgedwaald, maar misschien toch ook niet, want het succes van de wereldkampioenschappen atletiek is toch ook afhankelijk van dat van het Grand Prix-pistetornooi (de Memorial, Zürich, Oslo, Nice, noem maar op), zij het dat die afhankelijkheid niet zo rechtlijnig in kaart is te brengen. Enerzijds ontlenen de wereldkampioenschappen juist hun belang aan het feit dat die Grand Prix zozeer in de commerciële sfeer blijven steken zodat ze niet echt representatief zijn voor wat er zich op het internationale atletiekfront afspeelt. Er zijn met name de wel nooit verdwijnende discussies over de diverse startgelden die atleten mogen ontvangen, waarbij de socialistische landen zich toch nog steeds (terecht) een beetje op de vlakte houden : soms zenden zij hun echte toppers, soms subtoppers, soms helemaal niemand. En dan is er nog Afrika, een continent dat zich steeds meer gaat waarmaken op atletiekgebied maar dat « managers » en « matchmakers » opzettelijk een beetje links laten liggen vooral omdat Afrikaanse atleten door hun spontaneïteit vaak het (in onze ogen : onsportieve) gedoe met hazen e.d. totaal doorkruisen.
Anderzijds kan echter niet worden ontkend dat die Grand Prix wel degelijk een « mobiliserend effect » hebben op de publieke opinie, om het nu eens in politieke termen uit te drukken.
Hoe dan ook, dit jaar heeft het Grand Prix-seizoen niet gegeven wat het inhield en dat heeft volgens Yvan Sonck (zie verder) juist veel te maken met die wereldkampioenschappen. Op uitzondering van Said Aouita (die overigens een zeer prestigieus wereldrecord aan zijn campagne heeft overgehouden), zijn de meeste topatleten enigszins gereserveerd aan de start van deze miljoenenmeetings verschenen. Met name op televisiegebied heeft dat tot een aantal anticlimaxen geleid (een wereldrecord vestig je nu eenmaal niet op bestelling),maar Rome zal dat alles dus ruimschoots moeten goedmaken.

88

EN DE BELGEN ?
In Rome zullen we ook vijftien landgenoten aan het werk zien, zij het meestal op een bescheiden niveau. We moeten natuurlijk niet in zak en as zitten omdat België niet het niveau haalt van de USSR, de VSA of de DDR. Niet alleen hebben die landen een veel groter potentieel om uit te putten, bovendien staat de wetenschappelijke begeleiding van de sportbeoefenaar daar mijlen verder. Dat is een evolutie die niet meer tegen te houden is. Kijk maar naar de wielersport. Als traditioneel wielerland hebben we ons daar nog een tijdlang aan de top gehandhaafd, maar nu zullen we moeten leren dat ons aandeel tot de normale proporties wordt herleid, die België ook op andere gebieden op wereldvlak toebedeeld zijn.
Als we dan ter vergelijking Nederland nemen, dan stellen we weliswaar vast dat dit land ons sedert een viertal jaren de loef heeft afgestoken, maar dat hoeft toch niet meteen aanleiding te geven tot paniekreacties. Dit jaar heeft België b.v. zijn serie in de Europacup gewonnen. Dat was dan wel de C-reeks, zodat we misschien wel nog steeds iets te zwak zijn om bij de goede middenmoot te geraken, maar dat is toch het niveau dat men van een klein land als het onze mag verwachten.
Bovendien staat er een verdienstelijke jongerenlichting klaar, zoals de Europese junioreskampioenschappen te Birmingham onlangs nog hebben bewezen. Er waren immers voor ons land niet alleen twee zilveren medailles weggelegd (Ivan Delrue en Ann Maenhout, beiden op de 400 m horden), er waren ook nog twee finaleplaatsen in de spurtnummers voor Patrick Stevens, enzovoort. We staan dus waar we zo ongeveer moeten staan.
Dat beseft trouwens ook de vernieuwde leiding van de nationale atletiekbond die tot veler verrassing een receptie aanbood aan deze jonge onge atleten, een gebaar dat volgend op een aantal mooie prestaties misschien vanzelfsprekend lijkt, maar dat in atletiekmiddens vrij uniek is. Tot hiertoe is de verhouding tussen de atleten en de bond immers meer gekenmerkt geweest door strubbelingen, gaande tot en met schorsingen. Ons merkwaardige communautaire bestel is daar natuurlijk niet helemaal vreemd aan (de tijd ligt nog niet zo heel ver achter ons dat tal van Vlaamse atleten bij de Franstalige bond waren aangesloten), maar de voornaamste oorzaak dient ook hier toch alweer te worden gezocht in de commercialisering van de sport, met name het fenomeen van de stratenlopen (en ook wel de « popularisering » van de marathon).
Is het op het eerste gezicht misschien begrijpelijk dat onze atleten trachten een graantje mee te pikken, dan is het anderzijds toch niet van grond ontbloot dat een bond die trainingsprogramma’s van diezelfde atleten financiert, deze precies doorkruist ziet door ditzelfde uitputtende en risicovolle (voor spierkwetsuren) stratencircuit. Zowel het een als het ander is natuurlijk een gevolg van de zeer gebrekkige sportpolitiek in ons land, waarbij diezelfde topatleten zo weinig geld ter beschikking krijgen dat zij die paar duizend franken die er in de stratenlopen te rapen zijn (kruimels die van de rijke tafel van de buitenlandse vedetten vallen) wel degelijk kunnen gebruiken. Anderzijds is het bij ons natuurlijk ondenkbaar dat de bond zou zeggen : hier heb je een miljoentje om je voor te bereiden, zodat je je verder van niks iets hoeft aan te trekken. Het is al een succes dat William Van Dijck bij de ASLK een speciaal statuut heeft gekregen of Vincent Rousseau en nog een aantal anderen bij het leger. Dat is het systeem dat in België het meeste kans maakt. Om — zoals b.v. in de DDR — reeds vanaf de kleuterschool bij wijze van spreken de uurregeling in functie van de sportbeoefening te stellen, dat zal hier wel een utopie blijven. « Ik weet trouwens niet of dat wel zo aan te raden is », voegt Yvan Sonck daar trouwens nadenkend aan toe.
Hoe dan ook met co-voorzitter Guy Van Diest en secretaris-generaal Wilfried Meert (oud-journalist van « Het Laatste Nieuws ») is er een nieuwe generatie aangetreden bij de atletiekbonden dat heeft onbetwistbaar een nieuwe dynamiek met zich meegebracht. Zoals het blad waarvan onze voormalige confrater afkomstig is reeds laat vermoeden, houdt die aanpak tevens ook een « commercialisering » in, maar insiders worden daar tot nu toe zeker niet door verontrust, integendeel zelfs. « Het is een verandering ten goede », zegt Sonck. Laten we dan maar hopen dat dit zich eerlang weerspiegelt in de resultaten van onze atleten, zo niet nu al onmiddellijk in Rome, dan toch in Seoel, Tokio of Barcelona.

88 yvan sonck

YVAN SONCK AAN HET LIJNTJE
Van 29 augustus tot 6 september worden dus de wereldkampioenschappen atletiek in Rome betwist. Uiteraard verzorgt de RAI hiervan een Eurovisie-uitzending (met laagvliegende helicopters ?), die ook door de BRT wordt uitgestraald. Commentatoren zijn Alain Coninx en — natuurlijk — Yvan Sonck, die in de BRT-persinformatie door de zetduivel (ja, ook dáár roert die zijn staart) tot Yvan Sock wordt omgedoopt. Zo wordt hij door sommige kijkers (vooral voetballiefhebbers) ook soms wel ervaren, als een wat zeurderige ouwe sok. Anderen evenwel (en u kan al raden dat wij onszelf hieronder rangschikken) staan in bewondering voor de enorme vakkennis van deze 42-jarige doctor in de rechten, ook al gaan sommige onverlaten wel zo ver van er de draak mee te steken. Maar dit laatste houden we voor op het eind. Eerst wilden we weten hoe Sonck zelf tegen deze wereldkampioenschappen aankijkt.
Yvan Sonck : Ik denk dat we ondanks alles een interessante competitie tegemoet gaan. Het is misschien wel waar dat het atletiekseizoen nog niet zo heel veel denderends heeft laten zien, maar dat komt precies omdat de meeste atleten toewerken naar deze kampioenschappen. Je merkt dat trouwens reeds aan de uitslagen die op dit moment, dus vlak voor het W.K. te noteren vallen. Daarbij komt nog dat de meeste atleten of althans de absolute top, b.v. de atleten uit de DDR, in een trainingskamp zitten en dat je daarvan dus niks zal horen tot het tijd is om naar Rome of te reizen. Rome moet daarvoor het hoogtepunt van het seizoen worden en ik denk dat de prestaties inderdaad over het algemeen van zeer hoog niveau zullen zijn. Bovendien kondigen er zich een paar heel pikante duels aan. Lewis tegen Johnson op de 100 m b.v. De spurt in het algemeen belooft trouwens zeer interessant te worden. Bij de vrouwen heb je b.v. zes, zeven kandidaten (waaronder de Nederlandse Nellie Cooman), die mekaar ongeveer waard zijn. En dan heb ik het nog niet eens over Said Aouita die op 5 en 10 km tegen de Italianen aantreedt, wat vooral boeiend is omdat Italië zowat het tweede vaderland is van deze Marokkaan, al wordt hij daar niet echt geaccepteerd.
— Op dat niveau is het eigenlijk niet verbazingwekkend dat we nog geen Belgische namen hebben laten vallen…
Yvan Sonck :
Ja, eigenlijk is er maar één Belg die in aanmerking komt voor een medaille (en dan nog) en dat is William Van Dijck op de 3.000 m steeple. Maar in de winter heeft die niet enkel gesukkeld met een aanslepende kniekwetsuur, daar hebben zich dan nog wat andere ongemakjes aan toegevoegd, zoals een griepje e.d. Kortom, zijn hele wintervoorbereiding die met het oog op Rome belangrijk was om wat uithouding en weerstand te kweken, is een beetje de mist ingegaan. Hij is nu wel aan het terugkomen — dat kan nog net — maar het is wel de vraag of hij het met die minder goede basis zal aankunnen. Om de finale te bereiken moet hij immers niet minder dan drie wedstrijden lopen in vijf dagen. En dan is er natuurlijk ook nog in de 5.000 m Vincent Rousseau. een zeer onberekenbaar iemand. Daar kun je eigenlijk geen pijl op trekken. Persoonlijk vind ik dat hij al erg blij zal mogen zijn als hij de finale zou halen, ook al omdat hij moeilijk tegen de hitte kan en nogal last blijkt te hebben van faalangst. Tenslotte zijn er een aantal jonge mensen zoals Luc Bernaert (800 m), Alain Cuypers (110 m horden) en vooral Jeroen Fischer (verspringen), die zich misschien wel kunnen laten opmerken, maar hier is vooral van belang dat ze ervaring opdoen. Dat is a.h.w. een investering voor later. Die moeten er eigenlijk pas staan over vier jaar in Tokio.
— Tot slot nog een vraagje dat helemaal niets met de wereldkampioenschappen heeft te maken, zelfs slechts heel zijdelings iets met atletiek, maar dat naar ik aanneem onze lezers toch wel zal interesseren : hoe reageert Yvan Sonck op die onverbloemde liefdesverklaringen die Koen Meulenaere geregeld in « Humo » laat afdrukken, al dan niet in versvorm… ?
Yvan Sonck :
Ik vind dat schitterend. Ik verdenk Koen Meulenaere niet van homoseksuele neigingen. Of laat ik dat anders formuleren, want zo krijg ik misschien wel last met de Rooie Vlinder of iets dergelijks : ik denk niet dat Koen homoseksueel is. Ikzelf ben dat evenmin, maar ik vind het heel plezierig. Het initiatief is evenwel helemaal van hemzelf uitgegaan. Eigenlijk ben ik zelfs een beetje geschrokken dat uitgerekend een mooie jongen als hij blijkbaar op mij is gevallen.
— Het boekje dat hij in het vooruitzicht stelt, kan er mits het nodige succes misschien ooit wel eens effectief komen ?
Yvan Sonck :
Als ik daar dan een procentje op krijg, dan is dat lekker meegenomen.
Van dit gesprekje viel helaas voor Yvan niks mee te pikken. Hij moest het dan ook maar met een bedankje stellen.

Referenties
Ronny De Schepper, Investeren voor de toekomst, De Rode Vaan nr.34 van 1987
Jan Draad, Yvan Sonck aan het lijntje, De Rode Vaan nr.34 van 1987

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.