Dertig jaar geleden bezocht ik Drottningholm, in de nabijheid van de Zweedse hoofdstad Stockholm. De amateurs van glans en glitter zullen er naartoe gaan voor het koninklijk paleis, maar de theaterliefhebbers zullen hun hart kunnen ophalen aan het schattige, achttiende eeuwse theatertje. Het enige intact gebleven baroktheater in de wereld. Voor vele nostalgiekers is dit schouwburgje dan ook het mooiste ter wereld, mooier dan de moderne mastodonten met de laatste technische snufjes.

Nadat in 1717 de loge was gesticht in Londen (waarbij werd vergaderd in “music houses”, een soort van deftige herbergen, waar muzikanten speelden), volgde Frankrijk rond 1730. Daarbij haakte men in op de “concerts spirituels”, de eerste publieke concerten, die de mens ook wilden “verheffen”. In 1737 werd de eerste Duitse afdeling opgericht in Hamburg en één van de eerste leden was de jonge koning van Pruisen, Frederik II, zelf een uitstekend fluitist en componist, zodat ook hier vele muzikanten lid werden van de loge, zelfs als die een jaar later wordt afgekeurd door de Kerk.
In 1744 kreeg diens zuster, prinses Louisa Ulrika het charmante Drottningholmtheater cadeau, toen ze huwde met Adolf-Friedrich. De bruidsmuziek werd overigens geschreven door Johan Helmich Roman (1694-1758). Het theater is een deel van het kasteel van Drottningholm, gelegen op een eiland in het Mälarmeer, vlak tegenover Stockholm. Het is wellicht de grootste verwezenlijking van de architecten Tessin, vader en zoon. Begonnen in 1662 op bevel van Eleonora, de weduwe van koning Carl X (‘drottning’ is Zweeds voor ‘koningin’, ‘holm’ is verwant aan ons ‘heem’), heeft vader Tessin het nieuwe paleis volledig in Franse stijl opgevat, vandaar dat men tot vervelens toe spreekt van het Zweedse Versailles. In feite is het veel kleiner, wat minder opvalt wegens het valse perspectief (het zogenaamde ‘trompe l’oeil’). In 1681 stierf vader Tessin en zijn zoon, die in Stockholm zelf reeds met het koninklijk paleis bezig was, maakte zijn werk af.
Sinds 1981 heeft de Zweedse koninklijke familie opnieuw haar intrek genomen in Drottningholm en sedertdien wordt het uitstekend onderhouden, maar het voornaamste aantrekkingspunt van Drottningholm is dus het Hoftheater van 1766. Dit is evenwel niet ontworpen door vader of zoon Tessin, maar door Carl Frederik Adelcrantz, die er financieel ook zelf mocht voor opdraaien, omdat het Zweedse hof zonder geld zat. In ruil mocht hij tot aan zijn armoedige dood een klein optrekje hebben in het theater zelf. Dat alle versieringen dan ook uit papier-mâché zijn, is niet uit theatraal oogpunt, maar gewoon uit geldnood.
Oorspronkelijk stond er trouwens een ander theater, waarvoor Louisa Ulrika Franse zangers en acteurs had laten overkomen om het amateuristische Zweedse culturele leven te stimuleren. De Zweedse ‘acteurs’ droegen immers gewoon hun teksten voor, zonder enige expressie of beweging. De Franse toneelstijl daarentegen was, op aandringen van Voltaire, zeer realistisch. Dat de eerste versie van het theater compleet is afgebrand, heeft daar trouwens mee te maken. Toen er in de coulissen brand ontstond, kwamen de acteurs op de scène en riepen: ‘Au feu!’. Daarmee oogstten ze echter alleen maar applaus, want de toeschouwers begrepen niet wat er gaande was. Toen het dan toch eindelijk duidelijk werd, waar het op sloeg, was er nog een grote vertraging omdat de koning en de koningin onderling maar niet konden beslissen wie het eerste de brandende schouw¬burg zou verlaten. Omdat het publiek protocolair verplicht was om te wachten tot de vorsten zich zouden verwaardigen om op te staan, kwamen er in de brand talrijke mensen om.
Het nieuwe theater werd volledig symmetrisch gebouwd. Niet alleen links en rechts in de zaal (zodat er b.v. valse ‘deuren’ zijn), maar ook de zaal zelf ten opzichte van de scène (beide zijn even diep b.v.). Omwille van de symmetrie zijn er ook twee koninklijke loges, één voor de koning en één voor de koningin. Maar aangezien die zodanig geplaatst zijn dat de vorsten van de voorstelling niet veel konden zien, gingen deze dan uiteindelijk toch maar liever in de zaal zitten.
Een andere loge is onttrokken aan het gezicht van de toeschouwers. Die heette dan ook toepasselijk de ‘minnaressenloge’, want daar zat de koning met lieftallige dames die hem tijdens de voorstellingen vermaakten.
Nog een andere loge is helemààl naar de zaal gericht en daarin ziet men totaal niks van de voorstelling. Dat is de zogenaamde ‘cavalierloge’. Deze jonge edelmannen waren immers meer geïnteresseerd in de jongedames in de zaal dan in wat er op de scène gebeurde.
Vooraan in de zaal zat de adel en achteraan ‘het gewone volk’. Vandaar dat er daar weinig versieringen zijn. Toch dient gezegd dat ook de lagere klassen vaak het theater bezochten. Er waren zowat vier voorstellingen per week en de meeste zaten immers vol.
In 1771 kwam Gustav III aan de macht, bijgenaamd de theaterkoning. Net als zijn moeder was hij immers zeer geïnteresseerd in toneel en muziek. Hij had wél een beetje zakgeld en daarmee kocht hij het theater dan uiteindelijk toch. Hij ontsloeg ook de Franse acteurs omdat hij vond dat de Zweden, en meer in het bijzonder hijzelf, het nu allemaal veel beter konden.
Eigen volk eerst, dacht Gustav en hij begon zelf stukken te schrijven, waarin hij ook acteerde. Willens nillens moesten de toeschouwers hem een beetje ondergaan, tot hij de vermetelheid had om ook ballet te beginnen dansen. Toen werd hij uiteindelijk toch teruggefloten. Nogal brutaal zelfs: op een operabal werd hij vermoord in 1792. Het is overigens deze moord die model stond voor Verdi’s “Un ballo in maschera”.
Na de indigestie van Gustav III stelde de koninklijke familie niet langer prijs op het theatertje en gedurende zowat 130 jaar werd het gewoon gebruikt als bergplaats.
Tot in 1921 een jonge kunsthistoricus, Agne Beijer, op zoek naar studiemateriaal tot de bevinding kwam dat onder de halve meter stof het theater nog volledig intact was. Want juist omdàt men het zo verwaarloosd had, was het nu een historisch waardevol theater. Anders zou het, net als alle andere theaters, langzaam zijn meegegroeid met de tijd.
Beijer mocht van de koninklijke familie het hoftheater opnieuw opknappen en hij kwam tot geweldige ontdekkingen. Zo waren er van de oorspronkelijke decors nog vijftien compleet bewaard en twintig onvolledig. Men gebruikt nu echter wel kopieën omdat deze decors van onschatbare historische waarde zijn en ze nieuwe opvoeringen allicht niet zouden overleven. Ze zijn in een perspectief opgesteld dat op de zesde en zevende rij het meest tot zijn recht komt. Er is ook een licht oplopende vloer, wat de akoestiek ten goede komt.
Zoals alle baroktheaters bevat ook dat van Drottningholm veel ‘machinerie’ voor plotse verschijningen of verdwijningen, om monsters uit de zee te doen opdoemen of op draken rond te vliegen enz. Ook de zogenaamde “changement à vue”, een apparaat waardoor het hele decor in enkele seconden wordt veranderd, kan nog steeds worden gebruikt.
Omwille van het brandgevaar is alleen de verlichting aangepast aan de twintigste eeuw, m.a.w. er is elektriciteit i.p.v. kaarslicht, maar door een ingenieus systeem is het wel zo dat de lichten ‘flakkeren’ en maar net zoveel licht verspreiden als kaarsen zouden doen.
En voor wie zich erover zou verwonderen dat het behangpapier aan de muur is gespeld en niet ‘gepapt’, die denke eraan dat dit in die tijd een luxegoed was. Enkel de rijken konden zich dit permitteren en zelfs zij namen het van de muur telkens ze verhuisden.
Het orkest zit niet in een orkestbak, maar is zichtbaar tussen publiek en podium in. Vandaar dat ook de muzikanten de dag van vandaag nog in 18de eeuwse kostuums optreden. En uiteraard bespelen ze authentieke instrumenten. De artistieke directeur tijdens de periode van mijn bezoek is (sedert 1980) de 50-jarige Zweedse dirigent Arnold Östman.
Het spreekt vanzelf dat een ‘authentiek’ theater het studieoord bij uitstek is voor een ‘authentieke’ uitvoering. Men houdt het dan ook uitsluitend op werken uit de bloeiperiode van het hoftheater, met name de late 18de eeuw, m.a.w. tussen de barok en de romantiek in. Er is uiteraard één naam die zich dan opdringt en dat is die van Wolfgang Amadeus Mozart.
Mozart, die volgens Östman ook ‘regisseur’ was (in zijn muziek dan wel te verstaan), zou ook een aanhanger zijn geweest van de Franse acteerstijl (denken we maar aan zijn ‘Nozze di Figaro’ die gebaseerd is op het omstreden toneelstuk van Beaumarchais) en in Drottningholm krijgen we dus ook geen droge, levenloze, historische reconstructies, maar levendige opvoeringen.
Op de goedkoopste plaatsen betaal je rond de 300fr voor een ticketje, maar voor de betere zitplaatsen kan dat tot boven de 2.000fr gaan. Gezien de duurte van het normale leven in Zweden (op z’n minst tweemaal zo duur als hier en dan heb ik het nog niet over de exuberante prijzen voor alcoholhoudende drank) zijn de gewone plaatsen eigenlijk spotgoedkoop, zeker als men ermee rekening houdt dat er maar 465 zitplaatsen zijn en dat, gezien de toestand van het theater, er maar een dertigtal voorstellingen per jaar kunnen plaatsvinden.
Naast de angst om het theater vroegtijdig om zeep te helpen, is dit ook uit praktische noodzaak: er is namelijk geen verwarming. Vandaar dat men pas op het einde van de maand mei start en dat het begin september reeds is afgelopen. Waarom er in augustus dan ook nog een onderbreking is, weet ik niet, maar ik was er alleszins het slachtoffer van. Ik mocht al blij zijn dat ik een rondleiding mocht meemaken, een voorstelling zat er niet in! Ik kan dus ook niet weten of het waar is dat een opera uitzitten op de harde banken gewoon fysiek een kwelling is, maar ik kan het me wel voorstellen.
Aangezien Stockholm een hel is voor het autoverkeer, kan je Drottningholm het beste bereiken met een ferryboottocht van een klein uurtje (een kleine 300fr heen en terug). Om het half uur vertrekt er een boot aan Stadshusbron. Je kan het ook op een minder poëtische (maar goedkopere) manier bereiken via de metro naar Brommaplan, waar je nog een busaansluiting moet trachten te vinden. Het loont hoe dan ook de moeite!
Voor meer inlichtingen of zelfs voor boekingen, kan men zich wenden tot: Drottningholms Teatermuseum, Föeställningar, Box 27050, S-102 51 Stockholm. Telefoon 00.46.86/60.82.25 en 00.46.86/60.82.81.
Daarna waren we nog op de “Waterfeesten” van Stockholm, die overduidelijk gecopieerd waren op de Gentse Feesten, al voegden ze er hier en daar natuurlijk wel een eigen tint aan toe. Zo kwamen ze dicht in de buurt van de wensdroom van Guido De Leeuw zoals hij die in “De Gentenaar” tegen Karel Van Keymeulen verklapte: “Mag ik nog iets vertellen over mijn grote droom? Ik zou graag het grote orkest van de Vlaamse Opera op het podium zien van Sint-Jacobs met één of meerdere scènes uit een populaire opera. Dat moet toch kunnen?”
Inderdaad, “da moe keunen”, Guido weet zelfs niet hoezeer zijn droom reeds werd gerealiseerd hier in het hoge Noorden. Toen ik er was, werd Rossini’s “Barbier van Sevilla” in openlucht telkens voor uitverkochte banken opgevoerd. Op die manier ben ik er ook niet binnen geraakt en wat nu volgt zijn dan ook enkel maar gissingen. De klank was namelijk duidelijk versterkt (wat ook maar normaal is), maar hij bleef “egaal”. Vanaf waar ik stond, waren dan ook geen micro’s te zien en evenmin een orkest, zodat ik me afvroeg of daar niet een aantal acteurs stonden te “playbacken”?
Verder hoorde ik daar o.a. Kjell Svantes, een trompettist die onder meer “Ain’t misbehaving” van Fats Waller speelde.

Referentie
Ronny De Schepper, Drottningholm: het mooiste theater ter wereld, De Morgen 13 augustus 1994

2 gedachtes over “Dertig jaar geleden: bezoek aan Drottningholm

  1. Me again.
    Heb net je updatete blog ontdekt en…ik ben 3 jaar geleden ook in Drottningholm geweest. Vond het paleisje charmant, het landgoed nog charmanter, maar het theater was het grote culturele klaarkomen natuurlijk. Ik geloof dat ik toen even bijna gelukkig was.
    Keep on writing: je artikel was goed. Waarom publiceert de papieren pers dat gvd niet? Kuttekoppen allemaal.
    Love it
    W

    Like

  2. Ik was er in juli 2007. Het reserveren van de boottocht lukte toen niet. Met mijn 7 days Travelcard, via metro BROMMAPLAN en daarna om het even welke bus (ze passeren er allemaal) kwam ik er toch. Ik bleef er zo’n vier uur rondhangen (fotograferen, tuinen bezoeken, wandelend genieten van de omgeving van het meer). Over het theater schreef ik in mijn reisdagboek: het 18de eeuwse baroktheater, authentiek bewaard, is een schatje van een monument.

    Like

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.