Vandaag is het al veertig jaar geleden dat Lucien Buysse (eigenlijk: Buyze) is overleden. Hij werd “de kleinen Buysse” genoemd, maar hij smeet er niet met zijn klak naar en was ongetwijfeld de succesvolste renner uit het geslacht Buysse, dat maar liefst elf renners voortbracht.

Vader Ivo Buysse en moeder Sidonie De Busscheré hadden zeven kinderen. Het waren de broers Marcel, Lucien, Cyriel en Juul en de zusters Martha, Maria en Rachel. Vader was landbouwer en vlashandelaar. Daar Marcel en Lucien de eersten waren die hielpen bij vader op het land kregen ze vlug de roepnaam van Den Groten (Marcel) en Den Kleinen (Lucien).
Hoewel de oorspronkelijke naam Buyze was, verbasterde die naam in de loop der jaren tot Buysse. Aan de basis van die naamsverandering lagen onder andere de geschreven pers die hardnekkig de naam Buysse in plaats van Buyze bleef blokletteren en anderzijds ook de broers zelf die later de verkeerde naam als ,artiestennaam’ aannamen.
Lucien Buysse was het prototype van een Flandrien, die wilskracht koppelde aan enorm veel moed en doorzettingsvermogen. Lucien was de zestien al gepasseerd toen hij voor het eerst op een gewone fiets reed. Met tien overwinningen debuteerde Buysse in 1910 bij de nieuwelingen. Meestal reed hij in Wallonië, omdat de prijzen er in baar geld werden uitbetaald.
In 1914 werd hij beroepsrenner maar de Eerste Wereldoorlog gooide roet in het eten. Na de oorlog reed hij samen met zijn broer Marcel voor het befaamde Italiaanse wielermerk Bianchi. Buysse reed in 1914 al zijn eerste Tour maar hij bereikte de finish niet. Na de Eerste Wereldoorlog kwam hij in 1919 weer terug in de Tour, maar stapte wederom onderweg af. In 1923 reed hij de Ronde van Frankrijk wel uit en eindigde op een achtste plaats.
In de edities van 1924 en 1925 reed hij in de Franse ploeg Automoto voor kopman Ottavio Bottecchia. Hij werd derde in 1924 en, na een heftige discussie met Bottecchia, tweede in 1925 achter de Italiaan. Die Tour van 1925 kreeg Bottecchia inderdaad niet cadeau. Hij kreeg een dreun van jewelste in de Pyreneeënrit en verloor zijn leiderstrui aan de Waal Adelin Benoit. Tijdens de rustdag in Luchon begon Wontergemnaar Lucien Buysse onderhandelingen met baas Montet van constructeur Automoto. Karel Van Wijnendaele was daarbij present, als tolk voor Buysse. Zijn relaas vinden we terug in zijn boek: “Mensen en Dingen uit de Ronde van Frankrijk”: “Montet was kort en gebeten in zijn bewoordingen. Ik weet niet hoeveel het zal kosten, maar morgen in Luchon-Perpignan moet Benoit van zijn troon gehaald. ‘Zeg hun,’ zei Buysse, ‘dat ik ervoor insta dat Bottecchia morgen aan de leiding staat en dat hij de Ronde wint, mitsgaders men mijn geldelijke voorwaarden aanvaardt.’ ‘En die zijn?,’ vroeg Montet. ‘Tienduizend frank van Bottecchia, tienduizend van Automoto en verder mijn part in al wat Bottecchia zal winnen aan premiën tijdens de Ronde.’
Om kort te gaan: ‘s anderendaags reed Benoit lek aan de voet van de Puymaurens, 28 km klimmen. Buysse ontbond meteen zijn duivels. Benoit kreeg 40′ aan het been en Bottecchia won die Ronde. Maar Buysse hield dus alles samen meer dan 30.000 frank over aan die campagne. Een hele som, als men weet dat een arbeider toen zowat drie frank per uur verdiende.”

Bovendien won Buysse een jaar later de langste Tour uit de geschiedenis. De renners hebben er 5.745 kilometer opzitten als ze Parijs bereiken, een slordige 2.000 meer dan in de hedendaagse edities. De Belgen domineerden die Tour als nooit tevoren. Ze wonnen twaalf van de zeventien ritten en hadden vijf coureurs in de top zeven. De Fransen wonnen geen enkele rit. Lucien Buysse – zijn broers Jules en Marcel waren ook in koers – nam in de tiende etappe de leiding door tijdens een geweldige sneeuwstorm op de Col d’Aspin in de Pyreneeën de aanval te kiezen, waardoor hij bijna een uur voor kwam te liggen op zijn kopman Bottecchia. Bottecchia stapte af en Buysse arriveerde in Parijs als winnaar. (*)
Lucien Buysse won in zijn loopbaan in totaal vijf Touretappes: een in 1923, twee in 1925 en twee in 1926. Zijn overige uitslagen: 1e in de Ronde van België (1913), 1e in Brussel-Luik (1914), 1e in de 5e etappe van de Ronde van België (1921), 1e in Lier (1922), 1e in de Zesdaagse van Vlaanderen-Gent 1923 (met Viktor Standaert), 1e in de stadsprijs van Geraardsbergen (1927), 2e in Luik-Bastenaken-Luik 1920 (na Léon Scieur), 3e in Parijs-Roubaix (1920) en 4e in de Ronde van Italië (1921).

(*) Volgens Chris Sidwells in “The Official Tour de France Records” (2012) had Buysse al na de derde rit te horen gekregen dat zijn dochter door ziekte was gestorven. Uiteraard wilde de renner stoppen en naar huis terugkeren, maar zijn familie zou hem overtuigd hebben te blijven doorrijden. Jeroen Wielaert schrijft dan weer in “Het Vlaanderen van de Ronde” (2013) dat Adrienne vooraf aan hersenvliesontsteking is overleden (p.194). Hij baseert zich waarschijnlijk op het boek “Koarle!” (2006) van Rik Vanwalleghem, waarin deze schrijft dat ze op 26 januari is overleden. Dat is uiteraard vóór de Tour, lang voor de Tour zelfs!

2 gedachtes over “Lucien Buysse (1892-1980)

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.