Arnold Charles Ernest Hintjens, bij rock- en popliefhebbers in België en ver daarbuiten beter bekend als Arno, is gisteren op 72-jarige leeftijd overleden aan pancreaskanker (foto Tino Jacobs via Wikipedia)…

Het zelf verklaarde enfant terrible uit Oostende groeide uit tot een eigenzinnige ‘chanteur de charme’ en werd geridderd tot Chevalier des Arts et des Lettres in Frankrijk, waar hij ook nog eens de Victoire de la Musique (de Franse Grammy) binnenrijfde.
Jean Blaute vertelt over hem in Panorama/De Post van 21/12/1990: “Ach, Arno, de grote podium-meneer. Die kan niemand evenaren, tenzij Raymond van het Groenewoud in zijn heel goeie dagen. Misschien maakt hij niet de platen die het publiek echt charmeren, maar wie hem live ziet, moet eraan geloven. Ook de mensen die zijn platen niét kopen. Let wel, ik vind dat ook zijn platen een hoog niveau halen, maar Arno moet je vooral zién.”
Zelf heb ik Arno nooit geïnterviewd, wat een beetje eigenaardig is, want ik heb hem gevolgd van bij zijn allerprilste begin. In het begin van de jaren zeventig was ik «weg» van een groep genaamd Freckle Face. Op een week tijd ging ik naar twee optredens van hen kijken (beide in Gent; een benefietavond voor Release en een « gig » in de Aquarius, een dancing op de Kuiperskaai) maar dan was Freckle Face ineens ook « weg ».

Zo’n vijf jaar nadien duikt dan in Gent (onder het patronaat van Karel Bogaert) een nieuwe groep op: Tjens-Couter. Hun single « Saturday night queen » vind ik fantastisch, omwille van de humor, maar dat blijkt nu niet direct het handelsmerk van de groep te zijn. Wel harde, wilde, ruwe roots-rock, veel harder en wilder ais Freckle Face, maar wel met diezelfde ruwheid. En dat was niet te verwonderen. Achteraf blijkt Freckle Face namelijk de groep te zijn waarin Tjens-Couter debuteerden.
Arrogantie en platvloersheid hebben wij steeds twee uiterst irritante karaktertrekken gevonden en Arno Hintjens en Paul Decoutere hebben ze allebei. Je kan je dus voorstellen dat we de elpee “Plat du jour” onmogelijk “objectief” konden benaderen, hoezeer we dat ook zouden willen. Daarbij dan tot de vaststelling komen dat er toch goede nummers op staan (o.a. “I wish”, “Yeah yeah” en « I’m allright »), geeft eigenlijk al een garantie voor de echte liefhebbers. Als die dan niet te veel negatieve ervaringen hebben overgehouden aan het uiterst korte optreden op het Kritis-festival van vorig jaar.
Toch nog even iets over die arrogantie : Tjens-Couter ontkennen alle invloeden, zij gaan terug naar de “roots” van rock’n’roll (aldus de persinformatie). Mijn hoela ! De TC-band is wel degelijk van “sound” veranderd na de New Wave-golf en Paul Decouteres gitaar klinkt bovendien erg zoals in het begin van de jaren zestig. Maar natuurlijk hoort men zoiets niet graag, want dat was een overgangsperiode, een periode van niets, rock was dood en iedereen wachtte op The Beatles. Niets is op instrumentaal gebied minder waar. Hank Marvin e.a. creëerden b.v. een zeer distinctief gitaargeluid en Paul Decoutere mag er fier op zijn dat hij ons daar bij wijlen doet aan terugdenken.
In die tijd (op 11 oktober 1980 om precies te zijn) geeft Arno ook een interview aan De Morgen, waarin hij wild om zich heen schopt. Wat wil hij eigenlijk spelen?: “Rock’n’roll met alleen de basis, het ritme van rhythm and blues, een oerritme dat iedereen heeft en daarrond iets bouwen met klanken van hier. TC Matic is een eerste stap. Het zijn klanken die ik hier hoor, op het vasteland. Er is maar één land waar ze dat ook min of meer doen, da’s Duitsland. Can, Neu, L.A. Dusseldorf, Kraftwerk, dat zijn de echte vernieuwers, de scheppers van de nieuwe muziek die men in Engeland en Amerika speelt. Pil, Bowie, Reed, dat barst van de Duitse invloeden. Maar daar schrijven de media niet over, die blijven liever steken in de zeventiger jaren en bij van het Groenebosje en alles wat errond hangt, de paus van België, die oempapamuziek speelt, die mensen nog dommer maakt dan ze al zijn. En die Lou Reed naaapt. Meisjes, da’s plagiaat van Vicious natuurlijk. Het lijkt of de media bij ons bang zijn van nieuwe dingen. In België zit nieuw talent, maar dat krijgt geen kans. Men loopt liever achter Raymond, de Will Tura van de jaren tachtig, die gewoon niets te vertellen heeft. En achter al die groepjes die begonnen zijn als punkers en die nu hun roots hebben afgezworen.”
Later zou Arno met TC-Matic op het Feest van de Rode Vaan komen spelen. Maar ook toen heb ik hem niet ontmoet. Voor buitenstaanders lijkt dit bijna onbegrijpelijk, zij zullen zich absoluut niet kunnen voorstellen dat het feest van “dat bladje voor communisten” elk jaar zo’n grote proporties aannam dat er voor wie er beroepshalve aan het werk was (zoals mij dus) wel altijd ergens iets te doen was (*).
Dat ik Arno niet heb zien optreden daarentegen, dat is vrij logisch. Hij hééft namelijk niet opgetreden. Hij was te zat of te stoned of te ziek, al naargelang van welk standpunt men innam. Ik herinner me alleszins dat festivaldirecteur Jacques Moins (zelf advocaat) Arno’s toenmalige manager Herman Schueremans een proces heeft aangedaan wegens contractbreuk, maar ik herinner me niet meer of er ooit een uitspraak is gedaan in deze zaak.
Zonder dus getuige te zijn geweest van deze affaire, stond ik eigenlijk toch wel aan de kant van Jacques Moins. Ik wou m.a.w. wel geloven dat Arno een beetje ziekjes was, maar ’t zal dan toch niet van een kleintje met stoofvleessaus geweest zijn…
Daarover gesproken, ik ben pas een Arno-fan geworden toen… mijn moeder mij dat had voorgedaan. Jawel, mijn lieve moedertje dat toen toch al dik in de zeventig moet zijn geweest, vroeg mij plotseling “out of the blue” of ik Arno niet gezien had op televisie. Nee, dat had ik dus niet. Waarover ging het? Uiteraard niet over een of ander optreden (ook al had hij op dat moment “wreed” veel succes met zijn versie van Adamo’s “Les filles du bord de mer”, wat meteen dan meegenomen was voor mijn moeder, die ik het originele singeltje in 1964 nog cadeau had gedaan) maar over Arno’s medewerking aan een kookprogramma. Het fragment zou later nog zo vaak herhaald worden dat ik het zelfs op video heb kunnen tapen. Het betreft natuurlijk zijn hoogst persoonlijke manier om na te gaan of het frietvet al op temperatuur is (hij “speekt” er namelijk eens in). En zo werd ik dus toch nog, na al die jaren, een Arno-fan. Zij het inderdaad meer van zijn interviews dan van zijn optredens. Ik weet dus niet of hij daar erg gelukkig mee is, maar het kan mij uiteraard geen kloten schelen, zoals hij dat zelf zo plastisch kan zeggen. (**)
In Het Nieuwsblad van 26/3/2010 leerden we dan weer een heel andere Arno kennen. Daar verklaarde hij: “Er groeit een nieuw racisme in Brussel. Iemand die een sandwich met hesp eet en daarom uitgekafferd wordt, dat hou je toch niet voor mogelijk? De allochtonen staan nu tegenover elkaar en het is allemaal in het voordeel van extreem-rechts. Die school in Anderlecht die moet sluiten… dat kan toch niet. De straat is van iedereen. Ik ben een beetje triestig over de toekomst. Ik begrijp niet waarom de mensen niet op straat komen.”

Ronny De Schepper

(*) Ik geef het toe, die megalomanie had eigenlijk niets met “De Rode Vaan” te maken, maar wel met onze Franstalige collega’s van “Le Drapeau Rouge”, die een beetje te vaak naar het ongelooflijke “Fête de l’Humanité” (zo’n beetje Woodstock in Parijs) waren getrokken. Maar het dient gezegd: het feest overtrof de mogelijkheden die men zowel “De Rode Vaan” als “Le Drapeau Rouge” zou toedichten.
(**) Daarover gesproken, een ander memorabel televisiefragment dat vaak wordt herhaald is wanneer Arno Eddy Merckx himself bij de kloten grijpt. Ik vond dat niet echt respectvol. Hij had meer op mijn sympathie kunnen rekenen als hij dat op 21 februari 2022 ook bij koning Filip had gedaan, toen hij in audiëntie werd ontvangen.

Een gedachte over “Arno Hintjens (1949-2022)

  1. Het doet mij plezier dat er toch iemand is die zich niet inhoudt om van de doden ook eens iets anders dan goeds te zeggen. Niet dat ik per se op het graf van Arno wil “speken” maar de wijde idolatrie voor iemand die weliswaar een sterke podiumpersoonlijkheid heeft maar toch vooral kleuterfrans produceert, kon en kan me nogal irriteren. Als je de documentaires bekijkt, zie je overigens dat het geen gemakkelijke mens was om mee samen te werken, laat staan te leven. Eigenlijk altijd een klein kind gebleven en blijkbaar oefent dat een heel grote aantrekkingskracht uit op mensen die zelf gekozen hebben om volwassen te worden en dat meestal verwachten van hun omgeving ook.

    Nu goed, dat kinderlijke heeft hem wellicht in staat gesteld een sterke intuïtie op te bouwen voor wat goed is, en goeie mensen aan zich te binden. O la la la staat toch vooral door de riff van JMA en de cover van Adamo is een cover van Adamo. Het overzicht in Belpop stelde mij milder – de herstellende Arno kon me plots bekoren, waarschijnlijk omdat hij al een paar maanden niet meer dronk. Er waren meer goeie liedjes dan ik me herinnerde. Elle adore le noir, Les yeux de ma mère, Les Cittoyens … qua intensiteit kon het aan Brel tippen, maar lyrisch nooit. De voorbije week draaide men nogal vaak “Je veux vivre” en ik denk dat Brel zich toch ook een paar keer gedraaid heeft.

    ‘k Wil maar zagen …

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.