De Vijftigers was een literaire beweging in Nederland en België. Zij verzetten zich tegen de kunstopvattingen van hun voorgangers. Er is een lyriek die wij afschaffen, zoals ze dat stelden. Het gaat hier o.a. om de dichters LucebertHugo Claus en Gerrit Kouwenaar

Zij waren wat eerder betrokken geraakt bij een groep jonge Deense, Belgische en Nederlandse kunstenaars, die zich Cobra noemde, Copenhagen, Brussel, Amsterdam. Volgens deze Cobra-kunstenaars – onder hen Karel AppelCorneille en Constant – kon echte vitale kunst alleen gemaakt worden door werkelijk vrije mensen. Alles wat die vrijheid in de weg stond, moest worden bestreden. Esthetische conventies waren bij uitstek zaken die vrijheidsbelemmerend werkten en daarom moest de kunst weer rechtstreeks kunnen ontstaan vanuit haar oerbronnen: spontaniteit en directheid waren belangrijk. Voorbeelden van onmiddellijke expressie, niet gehinderd door allerlei esthetische lagen eroverheen, vonden zij vooral in kindertekeningen en in Afrikaanse volkskunst. Hun atonale poëzie kan worden gezien als een tegenreactie op de veel zakelijkere poésie parlante uit de jaren 1930.

De dichters van de Beweging van Vijftig zochten heel sterk de uitdrukking van de totale mens, dus zowel gevoel als verstand. Ze gingen daarom in tegen de ratio die de werkelijkheid opdeelt in categorieën, die verdeelt en scheidt. Zij zoeken het – misschien om die reden – in hun kunst vaak in lichamelijke beelden, eten, spijsvertering. Als alternatief voor het verstand zijn voor hen de zintuigen. Op zich ageren ze niet tegen het weten, maar streven wel naar een andere soort weten, waarbij ervaring centraal staat: Denken met tong en handen zoals Jan G.Elburg het verwoordde.

Tegelijk hadden zij een afkeer van wat zij gekunsteld noemden. Zij voelden zich aangetrokken tot het spontane zoals dat ook in het surrealisme bestaat. Die drang tot onbelemmerde uiting, vrij van allerlei beperkingen van vorm, leidde er bij hen toe dat zij heel veel typische vormaspecten loslaten. Zij gebruiken, net als de expressionisten, bijna geen rijm (althans geen eindrijm), geen regelmatige versvormen en ook laten zij vaak interpunctie (punten, komma’s en andere leestekens) en hoofdletters achterwege in hun gedichten. Vaak weet je niet waar de ene zin ophoudt en de volgende begint. Zo worden zinnen vaak voor meerdere uitleg vatbaar. Hiermee wilden zij de invloed van het logisch denken verkleinen. Deze vorm van dichten werd ook wel experimenteel, experimentele poëzie of vrije poëzie genoemd en de Vijftigers staan daarom ook bekend als de Experimentelen.

De Vijftigers-poëzie viel niet bij iedereen in even goede aarde, omdat men het vaak als pure wartaal zag. Het gedicht Oote van Jan Hanlo werd door de Eerste Kamer als infantiel gebazel en decadent bestempeld. Bertus Aafjes schreef in Elseviers Weekblad een artikel getiteld SS de poëzie binnen gemarcheerd? Sterk vergelijkbaar hiermee had Gerard Kornelis van het Reve (Gerard Reve) al zijn duit in het zakje gedaan door het woordkakkerij te noemen. Dat hadden de Vijftigers vooral te danken aan het feit dat ze soms ook dadaïstische activiteiten ondernamen. Zo kleedde Lucebert zich als een keizer, toen hij in 1954 de poëzieprijs van de gemeente Amsterdam in ontvangst ging nemen. Mario Cipollini zal wel nooit gedacht hebben dat hij een dichter als voorloper had toen hij dit op 12 juli 1999 ook eens in de Giro d’Italia fikste! (Wikipedia)

Samengevat:

– nadruk op de vorm: het experimentalisme
– hermetisme: persoonlijke (pseudo-)symboliek (laatsymbolisme)
– het onderbewuste (Freud, Adler, Jung): associatief, geen chronologisch “verhaal” meer
– Verdinglichung, deshumanisatie: mens ondergeschikt aan de dingen
– monologue intérieur of stream of consciousness (Proust, Joyce)
– la durée (Henri Bergson)
– polyinterpretabiliteit
– geen syntaxis of leestekens
– absurditeit, nonsens
– vooral poëzie: individualisten bij uitstek; breken het snelst met de traditie; publiek geringer maar sterk literair bewust
– in Vlaanderen hangt de beweging van de Vijftigers samen met de stichting in 1955 (overigens het jaar van Walschaps “Salut en merci”, door L.P.Boon bestempeld als “een heroïsch gevecht met bagatellen“) van het avant-garde tijdschrift “Gard Sivik” door Gust Gils (1924-2002), Hugues C.Pernath (1931-1975) en Paul Snoek (1933-1981)

Ronny De Schepper

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.